Schrijf.be
Vlaamderlands
Vlaams & Hollands: latrelatie
of nieuw samengesteld gezin?
290519574689119
Schrijf.be
Vlaams & Hollands: latrelatie
of nieuw samengesteld gezin?
Het Nederlands van Nederland en dat van Vlaanderen hebben een haat-liefde-verhouding. Maar is dat een symptoom van een lat-relatie die op springen staat,
of van een nieuw samengesteld gezin dat de plooien nog moet gladstrijken?
Vijftien ervaringsdeskundigen uit de Lage Landen geven u stof tot nadenken.
Kan ik in onze standaardtaal precies uitdrukken wat ik voel? Of scheur ik die dwangbuis van me af, en hul ik me in 'Belgische' woorden voor Nederlanders en 'Hollandse' voor Vlamingen? Gehoorzaam ik slaafs aan een regelgever die noodgedwongen achter de taalfeiten aanholt?
Of buig ik voor wat de taalgebruikers – en klanten – verkiezen?
Het leven van een Nederlandstalig tekstbureau in de Lage Landen gaat niet over rozen.
In elk geval niet als het ál zijn lezers te vriend wil houden – in Vlaanderen en in Nederland.
Een pragmatische keuze dringt zich op. En die is voor ons: standaardtaal als het maar enigszins kan, zuidelijk of noordelijk gekruide varianten als het moet of mag.
En toch ... Toch blijft het pijn doen als onze eindredacteurs een frivole Vlaamse variant van het veld sturen en vervangen door zijn standaardtalige ploegmaat. Want verarmen wij zo het Nederlands niet door de kruisbestuiving tussen Noord en Zuid angstvallig te vermijden?
Taal en twijfel! Daarom gingen onze copywriters op de koffie bij andere – bekende en onbekende – taalgebruikers die balanceren op hetzelfde slappe koord. Op zoek naar antwoorden op vragen als:
De antwoorden zijn vaak verrassend en spreken elkaar nog vaker tegen. Stof tot nadenken, dus.
Doe daarom zoals wij: geef uw vooroordelen even vrijaf. En laat u onbevangen inspireren door taalgebruikers die net zo met 'het' Nederlands worstelen als wijzelf.
Veel leesplezier!
Wim Van Rompuy (België)
Joke Naughton (Nederland)
"A ge denkt dat ge hier uwe mond meugt opendoen, pakt dan mor den trein terug noar Amsterdam!" Een uitbrander in september 1984. De boodschapper is een docent van Studio Herman Teirlinck. En de ontvanger? Stef Bos.
"Een paar dagen na mijn debuut bij Studio Herman Teirlinck kreeg ik nog zo’n veeg uit de pan. Een koude douche, mijn eerste kennismaking met de Vlaamse schoolmentaliteit. Ik heb me toen ernstig afgevraagd: ga ik hierin mee of niet? Maar eigenlijk wist ik altijd al dat ik er wilde zijn. Het was duidelijk dat ik hier iets te leren had over mezelf: Vlaanderen was als een spiegel voor mij."
Dat eerste jaar in Vlaanderen was wennen voor Stef. Zelfs de taal van de liefde klonk anders. "Ik had hier een West-Vlaams lief. Toen ze zei: 'ik zie u graag', wist ik niet eens wat ze bedoelde. Fantastisch toch, om in dat labyrint van taalverschillen rond te dwalen. Zeker in Vlaanderen, waar je dan nog eens zo’n variëteit aan dialecten hebt. Dat maakt Vlamingen multilinguaal. Iets wat mijn Afrikaanse vrouw ook weleens ondervindt. Want merken Vlamingen haar tongval? Dan denken ze direct dat het een of andere West-Vlaamse variant is van onze taal en blijven ze Nederlands met haar praten. Terwijl Nederlanders meteen in het Engels verdergaan."
Zot van taal is hij – en dan vooral van het Nederlands. Of Stef ooit oerwoog om in het Engels te zingen? "Nee, Nederlands is mijn moedertaal, die staat het dichtste bij mijn emoties. Je eigen taal is ongenaakbaar, het zijn klanken die heel wezenlijk en vanzelfsprekend zijn. Het is maar weinig niet-Engelstaligen gegeven om geloofwaardig te zingen in het Engels. Al bestaan ze: ik denk aan K’s Choice en Admiral Freebee."
Stef is een Nederlander die bivakkeert in Zuid-Afrika en Vlaanderen. Waar voelt hij zich nu het meeste thuis? "Toch wel in Vlaanderen, denk ik. Mensen ontvangen me altijd met open armen.
En ik gedij goed in die individualistische cultuur waarin je de ruimte krijgt om rustig te zijn – in Nederland heb je meer groepsdrang. Dat teruggetrokken kantje drukt trouwens ook een stempel op mijn muziek."
"Raymond van het Groenewoud, ooit mijn docent, leerde mij: 'Ge moet zingen wie dat ge zijt.' De binnenkant is het vertrekpunt. Terwijl de Nederlander in mij altijd meer naar buiten gericht is en een idee over de wereld bezingt."
Stef steekt zijn liefde voor Vlaanderen niet onder stoelen of banken. In Ik zie u graag zingt hij over onze typische eigenaardigheden:
Land van mensen die iets zeggen
Met de kunst van het ontwijken
…
Land van ingehouden woede
Land van uitgesproken stilte
"In Vlaanderen moet je interpreteren. Zoeken, afwachten wat de ander te vertellen heeft. Ik noem het wel eens de schoonheid van de omslachtigheid. Dat interpreteren trekt zich ook door in het straatbeeld. Hier leven mensen achter gesloten luiken, het is het land van de suggesties. Je kunt zelf allerlei dingen bedenken die er zich mogelijk afspelen. Terwijl je in Nederland overal binnenkijkt in de huizen."
Maar Stef wil vooral niet te veel grenzen trekken, integendeel. "Ik vind het jammer dat we als buren zo weinig over het muurtje kijken. Vlamingen weten amper wat in Nederland gebeurt en andersom. Terwijl het net heel verrijkend kan zijn, ook op taalvlak. Door in beide contreien te vertoeven, komt er bij mij een ongelofelijke vocabulaire binnen."
"Neem nu 'er moet een hoek af zijn': dat vind ik een fantastische Vlaamse uitdrukking om aan te geven dat iemand prettig gestoord is. Zo’n creatieve zegswijze verdient echt een plaats in de Standaardtaal."
Wie taal zegt, zegt – denk maar aan Heerlijk Helder – Jan Hautekiet: radiomaker en graag met taal bezig. In een debat over de taalverschillen tussen Vlamingen en Nederlanders mag zijn stem niet ontbreken. Hallo Hautekiet?
"Als ik met mijn collega en goede vriend Rick de Leeuw de trein neem, dan zit hij in de trein en ik erop. Hij staat dan weer op het station, ik erin. Die kleine verschillen zijn er. Maar daaruit besluiten dat Vlamingen en Nederlanders alsmaar verder uit elkaar groeien, lijkt me sterk. Ik denk dat we juist moeten zoeken naar wat ons bindt. Ga daarmee aan de slag en verspil geen energie met de verschillen te benoemen." Toch is Hautekiet niet blind voor een zekere taalbarrière tussen Vlamingen en Nederlanders: "Er is enorm veel taalproductie en communicatie. Hoe meer bepaalde woorden en begrippen zich verspreiden binnen Nederland of Vlaanderen, hoe moeilijker het wordt om ze nog om te buigen. En zo blijft de Nederlandse dekvloer in Vlaanderen een chape (lacht)."
"In een commerciële omgeving moet je ervoor zorgen dat je boodschap duidelijk is. Komt ze niet aan, dan mag je je boetiek al snel sluiten. Dat je in die gevallen specifieker taalgebruik hanteert, toegespitst op een Vlaams of Nederlands doelpubliek, is dan ook best te begrijpen. Zonder boodschap die voor iedereen verstaanbaar is, doe je jezelf commercieel tekort."
"Maar misschien moeten bedrijven ook meer energie steken in de zoektocht naar – en het promoten van – gemeenschappelijkheid. Wat natuurlijk in schril contrast staat met commerciële teksten vervlaamsen of verhollandsen."
Moeten we dan ijveren voor een Standaardnederlands in Vlaanderen en Nederland?
"De term Standaardnederlands klinkt als de Bijbel. Iets waarvan je nimmer of nooit mag afwijken. Bij de VRT streven we naar een Nederlands dat iedere Vlaming begrijpt en dat aangepast is aan de context waarin het wordt gebruikt. Is dat dan een taal die als een strak zondagspak moet zitten? Nee, want taal leeft. En maar goed ook: een taal die niet evolueert, is ten dode opgeschreven."
De taal van de VRT is soms formeel, dan weer creatief of informeel en soms ook emotioneel. Mag er alleen Standaardnederlands te horen zijn op de VRT? Nee, zeker niet. Zo hoor je op Engelse radiostations ook veel varianten op het Queen’s English, dat overigens maar door 2 procent van de Engelsen gesproken wordt."
"Mensen zijn zeker nog met taal bezig, maar willen niet meer betutteld worden. Met het belerende vingertje zwaaien om te vertellen hoe het moet, lijkt me dan ook geen goede aanpak. Luisteren naar de taalgebruiker, is dat wel. En dat is ook wat Vlamingen en Nederlanders moeten doen."
"Hoe maak je mensen warm voor iets? Stel het voor als een spel. Maar dan wel een met afspraken. Net zoals in de muziek: nog een 'taal' die me heel nauw aan het hart ligt. Mocht iedere muzikant zijn eigen interpretatie van een partituur spelen, dan wordt samen muziek maken wel heel moeilijk."
"Zo is het ook met taal. Neem de verschillen die er zijn in je op, interpreteer ze en groei naar elkaar toe. Rick de Leeuw – die sinds kort in België woont – heeft dat ook gedaan. Ik ben dan ook blij om vast te stellen dat hij onze 'çavakes-logica' helemaal heeft overgenomen (lacht)."
"De recentste taalevoluties zijn universeler dan ooit. Sms-taal, twittertaal: het zijn allemaal uitingen van de vele richtingen die taal uitgaat. Laten we ook die speelruimte gebruiken om naar elkaar toe te groeien – zonder de verschillen te ontkennen. Nee: benut ze om met elkaar te praten en te kijken wat we gemeenschappelijk hebben. Al kan dat niet van vandaag op morgen. Dat zal nog veel inspanning, tijd en boterhammen vragen (lacht)."
Miet Ooms is altijd bezig met taal. Ze schreef haar eerste verhaaltjes toen ze acht was. En kreeg haar eerste etymologische woordenboek op haar zestiende. En haar eerste job? Redacteur van het Woordenboek van de Limburgse Dialecten. Nu is ze freelancevertaler en volgt ze de wereld van de taalkunde en de taalvariatie op de voet. Ze schrijft daarover artikels voor onder andere de Taalunie en haar website taalverhalen.be.
"Taal, variatie en geschiedenis hangen allemaal samen. Toen ik aan het Woordenboek van de Limburgse Dialecten meewerkte, leerde ik taalkaarten maken. Die brengen de variatie van onze taal in beeld. En zeggen ook iets over haar geschiedenis." Miet las het interview met Jan Hautekiet en ging maar gedeeltelijk akkoord. "Waarom zouden we ons vooral moeten richten op de gelijkenissen? Want die zijn evident. Het zijn net de verschillen die soms een probleem vormen. Terwijl dat helemaal niet zo hoeft te zijn. We spreken toch dezelfde taal?"
Ze werkt vaak samen met Nederlanders en vindt die samenwerking niet zo anders dan die met Vlamingen. "Maar de taalverschillen vallen me telkens wel op. En die gaan veel verder dan wat je op school leert. Ik begreep toen niet waarom Vlaamse woorden die voor mij heel normaal zijn, vaak als fout worden bestempeld. En waarom woorden waarvan ik nog nooit heb gehoord, juist zijn. Daarvoor heb ik nog altijd geen goede argumenten gehoord."
"Daarom doe ik onderzoekjes. Merk ik een verschil, maar kan ik er de vinger niet op leggen? Dan word ik nieuwsgierig naar de verschillen onder de radar. Want ja, we zijn ons allemaal wel bewust van de typische kenmerken. Maar er zijn andere verschillen die verrassend zijn. Zo werd ik eens geïnterviewd over mijn job. De Nederlandse vroeg me: “Vind je dit niet ongelofelijk enerverend?"
Ik had bijna geantwoord: "Nee, zeker niet. Ik vind het net spannend." Tot het me daagde dat 'enerverend' in Nederland opwindend betekent. Terwijl dat in Vlaanderen pejoratief is.
Zo ontstaan er dus misverstanden."
"De taalverschillen vormen vooral een risico voor vertalers en schrijvers. Hou je daarmee geen rekening? Dan denkt het Nederlandse doelpubliek dat er fouten in de tekst staan.
Dat de schrijver zijn eigen taal niet kent. Vlamingen hebben dat veel minder. Ze gaan er makkelijker van uit dat het wel Nederlands zal zijn. Dat gaat niet alleen over woorden. Ook de grammatica verschilt:
Er zijn al Nederlanders die beseffen dat hun Nederlands niet de enige juiste variant is. Dat zijn dan voornamelijk vertalers.
Zij leven daarvan en komen er dus constant mee in aanraking. Maar de doorsnee-Nederlander helaas niet – en uitgeverijen
ook niet."
"Het is soms onduidelijk welke schrijftaal we moeten gebruiken. Het beste is:
Wat onmogelijk is? Een juridische tekst of een tekst over onderwijs die echt iedereen begrijpt. Want beide landen hebben totaal andere instellingen, rechtssystemen, enzovoort."
"Mijn conclusie? Vlamingen houden nog altijd rekening met wat vroeger werd afgekeurd. Nederlanders zijn daarmee totaal niet bezig, want tot 2003 was hun Nederlands de enige norm. Daardoor beseffen ze vaak niet dat sommige uitingen typisch 'Hollands' zijn – en dat Vlamingen die niet altijd begrijpen. Maar dat laatste verandert stilaan."
Als BRT-producer van kinderprogramma’s voelde hij eind jaren tachtig de hete adem van de Nederlandse publieke omroep in de nek. Vandaag staat Wim Vanseveren aan het hoofd van deBuren, het Vlaams-Nederlands huis voor cultuur en debat. "Taalverschillen tussen Vlamingen en Nederlanders mogen er zijn, zolang ze de deur niet openzetten voor wederzijds onbegrip."
Wim Vanseveren staat ons met plezier een gesprek toe, maar benadrukt dat hij dat doet als taalliefhebber, germanist en Vlaming. "Gaat het over taalbeleid, dan laat ik graag de eer aan mijn collega’s van de Nederlandse Taalunie om de gepaste uitspraken te doen."
"Toen ik in januari 1988 als kersverse BRT-producer mijn eerste stappen in de wereld van kinderprogramma’s zette, was de Nederlandse publieke omroep alomtegenwoordig in Vlaanderen. Geen wonder dat de band met Nederland toen veel hechter was dan nu."
"Maar staat het in de sterren geschreven dat we alsmaar verder uit elkaar groeien? Nee, zeker niet. Mijn oudste kleinzoon is twaalf en kijkt niet meer naar tv zoals u en ik dat deden als kind. De jeugd kijkt vandaag meer dan ooit online naar Nederlandse vloggers, youtubers en rappers. Zo bouwen jongeren opnieuw een nauwere band op met onze noorderburen."
"Dat er verschillen zijn tussen Vlamingen en Nederlanders, is voor mij dan ook geen punt. Waaraan ik me wel vreselijk erger? Dat het Standaardnederlands alsmaar minder in zwang is."
"Als producer van Buiten de Zone had ik daarover voor het eerst discussies die ik verloor, onder meer met Bart De Pauw. ‘Ja maar, Wim,’ kreeg ik steevast te horen, ‘jongeren spreken nu eenmaal geen gekuiste taal.’ Ik begreep dat wel, maar zonder Standaardnederlands komt er zand tussen mijn taalmolen. Ik heb die houvast nodig om te weten in welk taalregister ik me begeef. Net daarom had ik het altijd moeilijk met de evolutie naar streektaal."
"Toch maakten de jaren me milder. Al kan ik er nog steeds niet bij dat sommige acteurs geen Standaardnederlands praten. Spelen ze een dokwerker of een pooier? Oké, dat ze dan hun taal aan hun personage aanpassen. Maar daarbuiten zou je toch Standaardnederlands mogen verwachten, als ze een klassiek repertoirestuk vertolken bijvoorbeeld? Dat hoort gewoon bij het metier. Een Engelse tolk meet zich toch ook geen Cockney-accent aan?"
"Die evolutie hangt heel erg samen met de tijd waarin we leven. De lossere zeden en normen hebben een invloed op onze taal. De Nederlandse student die zijn professor mailt met de aanhef: ‘Hey, volgende week kom ik bij je langs’, is maar een van de gevolgen. In Vlaanderen zouden studenten dat niet zomaar durven."
"Zo komen we bij de Nederlandse directheid die de behoedzame Vlaming wel eens als arrogantie of betweterigheid interpreteert. In Nederland is er een opendebatcultuur, die wij in Vlaanderen niet kennen. Het Nederlands Debat Instituut in Hilversum is zelfs opgericht om die debatcultuur te promoten en uit te breiden. Dat zie ik hier in Vlaanderen nog niet meteen gebeuren. Daarom vind ik het zo belangrijk dat we met deBuren het debat in Vlaanderen activeren."
"Leren van elkaar, dat doen we bij deBuren elke dag. Presenteren, produceren, inspireren en verbinden: dat zijn de vier toverwoorden waarmee we de culturele samenwerking tussen Vlaanderen en Nederland willen bevorderen. Dat deBuren zich in Brussel vestigde, is dan ook geen toeval: geen betere etalage voor de 23,5 miljoen Nederlandssprekenden dan de hoofdstad van Europa. En best wel belangrijk als je weet dat het Nederlands de achtste taal in Europa is."
"Elk jaar organiseren we zowat 160 fysieke activiteiten. Zo ondersteunen we een uitwisselingsproject tussen studenten van het RITCS en de Hogeschool van Amsterdam. De scholieren zitten een week samen in het Amsterdamse Lloyd Hotel en komen terug met vaak schitterende documentaires."
"Ook onze reeks citybooks speelt een belangrijke rol. We droppen auteurs en fotografen in een Nederlandse stad en zij komen naar huis met een uniek verhaal. Zo ging schrijfster Kristien Hemmerechts op ontdekkingstocht in Haarlem. Haar relaas lees je na afloop online."
"Dat we de lat hoog leggen, blijkt uit onze samenwerkingsovereenkomst met de drie Nederlandse provincies die grenzen aan Vlaanderen. Als dat akkoord helemaal rond is, besteedt ‘Grensverleggers’ gedurende drie jaar 200.000 euro aan culturele uitwisselingsprojecten tussen Vlaanderen en Zeeland, Noord-Brabant en Limburg."
"Elkaar dingen bijbrengen: daar draait het voor mij om. Waarmee worstelen wij, hoe pakken ze het in Nederland aan, en vice versa? Neem nu de besturen van publieke culturele organisaties. In Vlaanderen zijn die nog altijd heel politiek gekleurd, terwijl onze noorderburen op zoek gaan naar het juiste profiel voor de job, los van een politieke strekking. Daar kunnen we in Vlaanderen een puntje aan zuigen. Zulke leerprocessen zijn dan ook heel heilzaam."
"Ik vind het initiatief van een commerciële organisatie als Schrijf.be lovenswaardig. Jullie bekijken de zaken pragmatisch en staan niet met het opgeheven vingertje te zwaaien. De verschillen zijn er en het is dan ook geen misdaad om die te benoemen en naar oplossingen te zoeken. Onlangs moest ik een afspraak maken met Peter Vandermeersch (nvdr: Vlaming en hoofdredacteur van de Nederlandse krant NRC Handelsblad). We spraken af in de namiddag, maar voor een Nederlander is dat de ‘vooravond’. Onze ‘namiddag’ is in Nederland de ‘middag’. Toen we het ontdekten, moesten we een ander moment prikken. Dat er dus nood is aan vervlaamsing of vernederlandsing van commerciële boodschappen, begrijp ik dan ook best."
"Anderzijds: praktische taalmoeilijkheden zoveel mogelijk uitvlakken is goed, maar mag niet leiden tot schraalheid. De taal- en cultuurverschillen zijn een verrijking voor Vlaanderen en Nederland. In mijn contacten met Nederlanders merk ik dat ze onze uitdrukkingen vaak niet kennen, maar ze wel appreciëren en doorgaans ook vlot begrijpen. Een voorbeeld? Een kat vindt er haar jongen niet in terug. Dat vond mijn Nederlandse gesprekspartner prachtig en hij snapte het meteen."
"Zo heb ik heel lang een lijst bijgehouden van alle Nederlandse uitdrukkingen die ik Nederlanders tijdens meetings in de mond hoorde nemen. ‘Het gaat erin als Gods Woord in een ouderling’ is een mooie uitdrukking. De Vlaamse vertaling? ‘Het gaat erin als zoete koek.’ Een ouderling heeft het pastoraal toezicht over een kerkgemeente. Vandaar de Nederlandse associatie."
"Taal moet kleurrijk en creatief zijn. Het zou toch zonde zijn als we al die rijkdom aan ons laten voorbijgaan? Door het verdwijnen van dialecten zie ik onze taal minder divers en plastisch worden. De nuances die mijn generatie nog in haar taalgebruik bracht, zijn nu al minder uitgesproken. Het Verkavelingsvlaams heeft dan ook niet diezelfde flair. Ik kan alleen maar hopen dat we erin slagen om onze – gemeenschappelijke! – taal dynamisch en divers te houden."
Ze groeide op in een dorpje op een steenworp van de Nederlandse grens, was tien jaar leerkracht en werkt vandaag als journaliste. In 2015 publiceerde De Morgen haar artikelenreeks 'Grensgevallen' over de verschillen tussen Vlamingen en Nederlanders. Schrijf.be sprak met Sofie Mulders over zelfbewuste Vlamingen, pinnende Nederlanders en worstelende copywriters.
"Ik kan me heel goed voorstellen dat een copywriter dagelijks met de taalverschillen tussen Vlamingen en Nederlanders worstelt", steekt Sofie Mulders van wal. "Dat een Nederlander gaat pinnen en een Vlaming geld afhaalt, is nu eenmaal belangrijk om te weten als je een commerciële boodschap wilt laten overkomen."
"Dat je je voor wervende teksten en reclamecampagnes goed bewust moet zijn van de verschillen, begrijp ik dus best. Maar in het dagelijkse taalgebruik ontwaar ik toch geen grote communicatieruis tussen Vlamingen en Nederlanders. De verschillen zijn er, maar ze zijn wat mij betreft zeker niet groter geworden dan vroeger. Ik interview regelmatig Nederlanders en begrijp hen nog altijd even goed. Hoe dat komt? Omdat mijn gesprekspartners en ikzelf altijd Standaardnederlands spreken. Een noodzakelijke voorwaarde om elkaar goed te begrijpen."
"Vlamingen hebben lang een taal moeten spreken die ze als vreemd beschouwden. Tot de jaren zeventig zond de toenmalige BRT taalprogramma’s uit die de Vlaming onderwezen hoe hij correct ABN (Algemeen Beschaafd Nederlands, zoals dat toen nog heette) moest spreken. De term impliceerde meteen dat alles daarbuiten níét beschaafd was. En de taal die onze noorderburen spraken, werd beschouwd als dé correcte."
"De komst van VTM in 1989 heeft dat stramien doorbroken. Plots was er een forum voor tussentaal, en werd de Vlaming eindelijk zelfbewust over zijn taal. Zelfbewustzijn dat soms overvloeit in zelfgenoegzaamheid, wat jammer is. Er is niks mis met tussentaal, maar je kunt ze niet altijd gebruiken. Ik kan me goed voorstellen dat een copywriter worstelt met taalverschillen tussen Vlamingen en Nederlanders."
"Maar alles welbeschouwd, valt het met die taalverschillen nog wel mee. Als het gaat over mentaliteit, dan zijn de verschillen veel groter. Nederlanders staan bekend om hun directheid en zelfbewustzijn. Vlamingen om hun omfloerste, bedachtzame manier van communiceren. Nederlanders vinden dat afwisselend schattig of ergerlijk (lacht)."
"Zo zie je ook dat taal een emotioneel gegeven is. Taal maakt veel los – anders zou Schrijf.be nu niet rond het thema Vlaanderen-Nederland aan het werken zijn. Maar taal werkt ook discriminerend. Als dochter van Vlaams-Brabantse ouders die verkasten naar het Limburgse Hamont-Achel mocht ik dat aan den lijve ondervinden. Aangezien ik het Limburgse dialect niet kende, werd ik al snel aanzien als iemand die 'niet van hier' is."
"Ik sprak onlangs ook met mensen die naar België geëmigreerd waren en taallessen Nederlands hadden gevolgd. Vol zelfvertrouwen belandden ze in Brugge, om dan vast te stellen dat ze zowat niemand verstonden. West-Vlaams was geen onderdeel van hun cursus Nederlands (zuinig lachje)."
"En dan hoor je mensen vaak klagen dat 'die buitenlanders' onze taal maar moeten leren. Je mag dat verwachten, maar dan moet je zelf ook moeite doen om Standaardnederlands te spreken. Dát is de sleutel tot goede communicatie. Of het nu over praten met een Nederlander of een buitenlander gaat."
Haar passie voor taal groeit nog elke dag. Een bewijs daarvan is haar derde boek Wa zegt ge? Vlaamse spreektaal voor anderstaligen. Daarmee maakt taaltrainer Sofie Begine de Vlaamse spreektaal verstaanbaar voor anderstalige Belgen. Ook meer en meer Nederlanders vinden de weg naar Sofie’s project Goesting in Taal.
"Wij Vlamingen hanteren specifieke woorden die anderstaligen niet altijd goed vatten. Die Vlaamse spreektaal bekendmaken bij wie een andere moedertaal heeft: daarmee ben ik dagelijks bezig. En hoewel ik focus op anderstalige Belgen, bespeur ik meer en meer interesse bij onze noorderburen."
"Als taalleerkracht ondervond ik dagelijks aan den lijve hoe moeilijk anderstaligen het hebben om onze spreektaal te verstaan. Je hebt inzicht nodig in de vele accenten en dialecten om een gesprek bij de bakker of in de supermarkt écht te begrijpen. Met een cursus Standaardnederlands alleen sta je maar moeilijk je mannetje."
"Ik kan me heel goed vinden in jullie project. Visies die vertrekken vanuit de praktijk hebben bij mij altijd een streepje voor. En dat valt me bij Schrijf.be heel erg op. Geen top-downperspectief, maar wel een nuchtere analyse: wat is het probleem en hoe pakken we het aan? Een boodschap moet aankomen. En dan is het belangrijk dat de ontvanger meteen mee is. Is dat niet zo? Dan moet je ingrijpen."
"Natuurlijk is standaardtaal belangrijk. Maar blind zweren bij Standaardnederlands is zinloos. Hoewel veel Vlamingen zich blijven storen aan taalfouten als noemen in plaats van heten, ben ik geen fan van de concepten correct of niet correct. Ik bekijk taal liever vanuit de praktijk. Wat is er bijvoorbeeld mis met ge en gij? Niemand gebruikt ze in een presentatie, maar in de omgangstaal kraait er toch geen haan naar? Integendeel: je en jij komen bij ons vaak geforceerd over."
"Anderstaligen met dat soort nuances vertrouwd maken. Daarvoor zet ik me met hart en ziel in. Dat er nood aan is, bewijst het verhaal van een anderstalige dame. Zij dacht jarenlang dat haar Vlaamse echtgenoot hun kinderen aansprak met u. De uw in 'doe uw schoenen aan' of 'zet uw boekentas weg' was voor haar een beleefdheidsvorm. Waarom? Omdat ze het zo had geleerd in de les Nederlands. Toen ik haar duidelijk maakte dat we in Vlaanderen wel vaker u gebruiken in de spreektaal, ging er een wereld voor haar open. Op zulke momenten besef je dat je met iets nuttigs bezig bent."
"Voor anderstaligen die in Vlaanderen wonen en werken, is een goede kennis van de spreektaal dus meer dan een detail. Toch betekent dat niet dat alleen de spreektaal belangrijk is, want er is een standaardtaal in Nederland en een in Vlaanderen. Laten we beide varianten omarmen, erdoor gefascineerd raken én erkennen dat ze evenwaardig zijn."
Saskia Maarse werkte jarenlang in het buitenland. Nu schrijft en spreekt ze vanuit haar eigen ervaring over de verschillen en overeenkomsten tussen de Nederlandse (zakelijke) cultuur en andere culturen.
Nederlanders die tijdelijk naar een Afrikaans of Aziatisch land worden uitgezonden, krijgen vooraf vaak een cultuurtraining aangeboden van het bedrijf waarvoor ze werken. Logisch, want we realiseren ons allemaal dat de cultuurverschillen met landen uit die regio’s heel groot zijn. Hoe meer kilometers tussen de landen, hoe groter de cultuurverschillen, zou je denken. Helaas: niets is minder waar. Als we bijvoorbeeld kijken naar Europa, dan zijn België en Nederland de twee landen die het meest van elkaar verschillen.
De grote valkuil is dat Nederlanders denken dat Vlaanderen een soort extra provincie van Nederland is. De taal is hetzelfde, dus zal de rest ook wel min of meer hetzelfde zijn. Als ze zonder enige voorbereiding zaken gaan doen in België, komen ze van een koude kermis thuis. Voor het boek Onder de zeespiegel – samenwerken en samen leven met Nederlanders interviewde ik ruim 60 ondernemers en managers uit verschillende landen en culturen, onder wie Belgen. Een van de Nederlandse eigenschappen waar Belgische ondernemers en managers tegenaan lopen, is de Nederlandse directheid.
Nederlands kent twee vormen van directheid: je kunt direct zijn in je manier van spreken én je kunt direct zijn in de manier waarop je feedback geeft. Nederlanders scoren in beide vormen hoog.
Ten eerste geloven Nederlanders dat de effectiefste vorm van communicatie simpel, duidelijk en expliciet is. Ze zeggen wat ze bedoelen en bedoelen wat ze zeggen: ja is ja en nee is echt nee.
De Amerikaanse antropoloog Edward Hall deed onderzoek naar de verschillende vormen van communicatie. Hij verdeelde de wereld in lagecontextculturen en hogecontextculturen.
In een lagecontextcultuur, zoals Nederland, De Verenigde Staten of Australië gaat het om effectieve communicatie: simpel, duidelijk en expliciet. In een hogecontextcultuur, zoals België, landen rondom de Middellandse Zee, het Midden-Oosten, Azië en Afrika is de communicatie indirect en impliciet.
Lagecontextculturen zijn veelal individualistische samenlevingen, waarbij individuen van jongs af aan leren om voor zichzelf op te komen en een eigen mening te hebben. Zowel heldere en expliciete
communicatie als directe antwoorden zoals ja en nee zijn heel vanzelfsprekend.
Hogecontextculturen zijn over het algemeen collectivistische samenlevingen, waarbij de harmonie in de groep bewaken en gezichtsverlies voorkomen heel belangrijk zijn. Ook hiërarchie speelt een belangrijke rol. Daarom is het voor die culturen vaak onbeleefd om een vraag met ja of nee te beantwoorden. Ook in alledaagse situaties, bijvoorbeeld als iemand je tijdens een ontmoeting vraagt: "Wil je thee of koffie?" Dan is het in hogecontextculturen gebruikelijk om eerst 'nee' te antwoorden. Daarna wordt het nog een tweede keer gevraagd. In Nederland gebeurt dat niet. Wil je geen koffie of thee? Dan niet.”
Nederlanders geven gemakkelijk (negatieve) feedback. Deze feedback betreft vooral het werken en ondernemen. Geen wonder, want als handelaren geloven ze al eeuwenlang dat eerlijkheid en transparantie nodig zijn om effectief zaken te doen. In veel andere landen vindt men negatieve feedback geven juist heel onbeleefd. Dat geldt niet alleen voor Aziatische landen, maar ook voor België en Duitsland.
Naast de gesproken taal veroorzaakt de Nederlandse directheid ook verwarring bij de geschreven taal. Met name in de zakelijke omgeving kun je als ondernemer behoorlijk wat kansen mislopen wanneer je je producten en diensten op de verkeerde toon aanprijst bij de zuiderburen. Een tekst als: "Wilt u meer geld verdienen?" is voor een Vlaming veel te direct. Dat schrikt af. Met een poëtische versie als: "Wilt u uw bedrijf laten groeien als een bloem?" is de kans van slagen veel groter.
Kleine taalverschillen hebben grote gevolgen: beloof je in je Nederlandse brochure binnen 24 uur een antwoord? Dan vreest de Vlaming dat hij pas over een dag iets hoort. Want anders zou er binnen de 24 uur staan.
Ook al lijken onze talen op elkaar: Nederlands is nog steeds geen Vlaams. Want weet een Nederlander wat de woorden Bancontact en bibbergeld betekenen?
Ga je je product of dienst aanbieden in België? Wees je dan bewust van de Nederlandse directheid. Bedenk dat je met de communicatie die in Nederland goed werkt de plank volledig mis kunt slaan in België (daar sla je trouwens de 'bal' mis).
Verdiep je dus in de Belgische cultuur. Voorkom taalmisverstanden en laat je commerciële Nederlandse teksten vervlaamsen.
Saskia Maarse geeft lezingen over de Nederlandse cultuur, en de culturele overeenkomsten en verschillen met andere landen. Ze houdt het publiek een spiegel voor. Want wat weten we eigenlijk van Nederland? Waar komt bijvoorbeeld de Nederlandse overlegcultuur vandaan? Waarom zijn Nederlanders zo direct en wat kunnen ze leren van en over andere culturen?
In 2013 verscheen haar eerste boek Tutti frutti – het succes van kleurrijk en ondernemend Nederland. In Onder de zeespiegel (2017) schetst ze de Nederlandse cultuur door de ogen van ondernemers en managers van verschillende nationaliteiten en culturen in Nederland.
saskiamaarse.nl
Twitter @SaskiaMaarse
"Ge moogt gaan, maar ge moogt niet lopen." Die zin galmde in de jaren zestig door de gang van een Brusselse school. Joke van Leeuwen, daar net uit Nederland beland, begreep er geen snars van. Intussen tovert de naar België uitgeweken Nederlandse vlot Vlaamse uitdrukkingen uit haar schrijvershoed.
"Gaan en lopen was voor mij, als Nederlandse, hetzelfde. Pas later had ik door dat we niet mochten rénnen." En er was wel meer verwarring. "Ik kreeg een lijstje mee van spullen die ik moest meebrengen naar school, zoals 'turnpantoffels'. Dat linkte ik meteen aan slapen, bed, … maar helemaal niet aan gymnastiek."
Jokes verhuizing van Nederland naar België leidde dus tot spraakverwarring. Maar ook tot algemene verwarring. "Gewone dingen bleken plots heel ongewoon. Ik moest uitleggen wat protestants was. Ouders dronken hier ’s middags geen melk, maar tafelbier. En kinderen holden niet chaotisch de klas binnen, maar stonden netjes in de rij. Ik was die andere, kreeg een etiket. En extra bevreemdend: leerkrachten vroegen mij of een woord correct was.
Zo ging dat toen: Vlamingen zagen het noordelijke Nederlands als standaard. Ze luisterden massaal naar dagelijkse radioprogramma’s als Voor wie haar soms geweld aandoet, waarin Marc Galle Vlamingen streng wees op hun taal-onvolkomenheden."
De onvoorwaardelijke adoratie voor het 'Nederlands' Nederlands bleef niet duren. "In de jaren negentig kende Vlaanderen een opmars: cultureel, financieel, … Een moment waarop het ook zijn eigen taalvariaties begon te accepteren. En dat is nog altijd zo: kijk maar naar de stijlgids van een toonaangevende krant als De Standaard. Die laat veel veel typisch zuidelijke woorden toe in de eigen artikels."
Een goede zaak, of toch maar liever niet? "Verschillen mogen er zijn. We kunnen ook heel wat moois van elkaar overnemen, natuurlijk. Zo ben ik wel fan van het werkwoord 'afzien', iets wat uit de
Belgische wielerwereld ook het noordelijke Nederlands is binnengekomen. Toch vind ik dat we elkaar moeten blijven verstaan. Ondertitelen we elkaars programma’s? Dan zijn we niet goed bezig."
Joke woont nu in Antwerpen. "Ik ben een Nederbelg. In Nederland zeggen ze: je hebt een zuidelijk accent. In België zeggen: je klinkt Hollands. Ik schrik soms hoe Vlamingen me na vijftig jaar nog hun gebruiken uitleggen. Dit jaar zei iemand: '1 mei is hier een feestdag.' Weet ik. Dat is met de beste bedoelingen, natuurlijk. Die goede inborst merk ik ook tijdens lezingen. Vlamingen leggen me graag in de watten. Gewoonlijk nodigt de organisator me uit voor een uitgebreide lunch, soms met de schepen van Cultuur erbij. In Nederland word ik weggemoffeld aan een tafel in de plaatselijke bibliotheek. Niets mis mee. Maar het bevestigt: já, er zijn verschillen tussen Vlamingen en Nederlanders, op heel veel vlakken."
Het Algemeen-Nederlands Verbond benoemde Joke tot Dichter der Nederlanden. Uit die samenwerking vloeide onder meer het gedicht Een Nederbelg spreekt voort:
Opgegroeid in Koewacht op de flinterdunne grens tussen Vlaanderen en Nederland, ontdekte ze al heel vroeg dat Vlamingen en Nederlanders anders zijn. Die fascinatie voor onze noorderburen vertaalde zich in het populaire Eén-programma Buurman wat doet u nu?, waarin ze kind aan huis is bij menig bekende Nederlander.
"Geen dorp is méér Vlaanderen en Nederland tegelijk dan Koewacht, het decor van mijn jeugd. Ging je naar de bakker, dan was je in Vlaanderen. Maar liet je je fiets repareren bij de fietsenmaker ernaast? Dan moest je naar Nederland. De Vlaams-Nederlandse grens sneed ook het dorpscafé Benelux mooi doormidden."
"Daardoor switchte ik als kind vaak onbewust tussen het Nederlands van hier en dat van daar. Wilde ik goed begrepen worden door een Nederlander? Dan sprak ik Standaardnederlands. Wilde ik iets gedaan krijgen van een Vlaming? Dan hield ik het bij mijn Vlaamse moedertaal. Het getuigt van respect voor je gesprekspartner als je je zoveel mogelijk onderdompelt in zijn wereld. Dezelfde taal spreken, is daarbij een grote hulp."
"In mijn job als reporter komt die ervaring me elke dag weer van pas. Filmen we in Nederland en wil ik dat ze mij schattig vinden? Dan speel ik mijn Vlaamse klanken uit. Maar wil ik mijn gesprekspartner keihard overtuigen? Dan haal ik mijn beste Standaardnederlands boven."
"Of Vlamingen en Nederlanders de laatste twintig jaar uit elkaar zijn gegroeid? De magie die uitstraalde van de Nederlandse televisie in de jaren zeventig en tachtig, is definitief verdwenen. Jos Brink en Robert Long moesten wijken voor Gert Verhulst en Koen Wauters. Vlaanderen werd zelfbewuster en vindt nu ook zijn gading op het Vlaamse scherm. Mijn nostalgische ziel vindt dat wel wat jammer. Maar dingen veranderen nu eenmaal."
"Of toch niet helemaal. Mijn negenjarige zoon dweept met Nederlandse vloggers en youtubers en neemt soms woorden in de mond die Frank (Raes, sportjournalist en echtgenoot van Cath) en ik nooit gebruiken. Als hij zegt: 'Ik krijg er het heen-en-weer van', dan vind ik dat stiekem best cool.
Nederlanders zijn meestal heel beeldend in hun uitdrukkingen. In onze Vlaamse taal heb je dat veel minder. Je taalpad verbreden is een grote rijkdom, toch?"
"Ik maak me meer zorgen over de twitter- en sms-taal van tegenwoordig: manke zinsconstructies, woorden die niet worden afgemaakt en allerlei vreemde afkortingen. Als is die bezorgdheid misschien wel overdreven. Zo veegde Guy Mortier, toenmalig hoofdredacteur van Humo, mij ten tijde van De Kazakkendraaiers stevig de mantel uit. Hij vond dat ik in dat programma te vaak 'ge' en 'gij' in de mond nam. Wanneer een gesprek wat gezelliger wordt, doe ik dat automatisch. Ik zag er dus geen kwaad in, maar misschien kijk ik nu wel door eenzelfde spiegel naar de jongere generaties?"
"Dat copywriters teksten vervlaamsen of verhollandsen, begrijp ik maar al te goed. Ik doe het zelf ook, maar dan op televisievlak. Zo voorkomen we heel wat misverstanden. Het doet me denken aan een grappig voorval tijdens opnames in Nederland. De klankman – geluidsman bij onze noorderburen – vroeg onze gast of hij hem even mocht prikken (een microfoontje op zijn hemd bevestigen). ‘Weet jij wel wat prikken bij ons betekent?’ vroeg de gast ons met een dubbelzinnig lachje."
"Voor Buurman wat doet u nu trad ik een dag in de voetsporen van de Nederlandse televisiefiguur Prem Radhakishun. De productie briefde mij dat Prem na zijn radioshow – van middernacht tot twee uur ’s nachts – graag nog een eindje ging lopen. De producer raadde me dan ook aan om mijn joggingpak niet te vergeten. Toen ik met Prem terugkeerde van zijn radioshow, vroeg ik hem dan ook wanneer we nu gingen joggen. Waarop hij verbouwereerd reageerde met: "Wie gaat er nou joggen in het midden van de nacht?" Wat bleek? De goede man had de productie alleen duidelijk willen maken dat het best nog een eindje lopen was – stappen dus – vanaf de parkeerplaats van zijn wagen tot aan zijn huis (lacht)."
"Ook in mijn privéleven was de Vlaams-Nederlandse tegenstelling wel eens een issue. Toen ik stage liep bij televisieproducent Joop van den Ende had ik een Nederlands vriendje. 'Ik zie je graag', fluisterde ik hem toe. Maar hij vond dat die uitdrukking onze liefde geen eer aandeed. ‘Je ziet een schilderij dat aan de muur hangt graag, maar toch geen mens?’, was zijn verbaasde reactie. Maar ‘ik hou van jou’ zeggen wij Vlamingen dan weer niet. De relatie is dus niet blijven duren (lacht).”
"Stuk voor stuk grappige anekdotes, maar ze bewijzen de behoefte aan goede communicatie tussen Vlamingen en Nederlanders. Dat je voor commerciële doeleinden teksten gaat vervlaamsen of verhollandsen, vind ik dus niet meer dan logisch. Maar alleen al om de charme te bewaren, moeten we de verschillen tussen Vlamingen en Nederlanders in het dagelijkse leven net koesteren."
Als zelfstandig journalist en hoofdredacteur van het Vlaamse magazine kmo-insider volgt Freddy Michiels de wereld van de ondernemers op de voet. Daarin ziet hij grote verschillen tussen Vlamingen en Nederlanders: "Een van mijn leermeesters in de journalistiek waarschuwde mij in het begin van mijn carrière met: 'Bij het maken van een overeenkomst is er altijd een winnaar en een verliezer. Zorg altijd dat jij niet de verliezer bent. Zeker als je met Hollanders rond de tafel zit!' "
Al jaren heeft het Belgische bedrijfsleven de indruk dat Nederland niet zit te wachten op de komst van Belgische bedrijven. Er zijn ook (relatief) weinig Belgische bedrijven die echt doorbreken bij onze noorderburen. Het tegenovergestelde is duidelijk wel van toepassing: Nederlanders komen massaal, zowel privé als met hun onderneming, naar België afgezakt. En blijken hier ook goede zaken te doen. Noem om het even welke winkelstraat in België, haal er de Nederlandse ketens uit weg en wat overblijft zijn wijkwinkels.
De handelsgeest van de Nederlanders is altijd veel ambitieuzer geweest dan die van de Belgen, zelfs dan die van de Vlamingen. Ze veroverden de wereld via scheepvaart, dankzij hun gezonde en gewiekste handelsgeest en lieten zowat overal in de wereld hun stempel achter. Van New York tot Zuid-Afrika, van de Nederlandse Antillen tot Indonesië. België mag dan nog het veelzijdigste bierland ter wereld zijn, geen enkel bier heeft zo’n wereldwijde infiltratie en aanwezigheid als Heineken – een merk dat Vlamingen zelden als 'bier' omschrijven. Nederlanders denken zakelijk altijd ruimer en ambitieuzer dan Belgen. Daarvan zijn de ketens Blokker, C&A, Bart Smit, Hema, Kruidvat, Albert Heijn en Vroom & Dreesmann het duidelijkste bewijs. Is het omdat Belgen makkelijker tevreden zijn met wat ze hebben dan Nederlanders?
Tot de komst van Urbanus had Nederland nauwelijks oog, oor en hart voor Vlaamse artiesten, op enkele (theater)uitzonderingen na. Pas zodra Urbanus zich door Nederlandse managers liet begeleiden, liepen zijn optredens – die toch typisch Vlaams zijn – als een trein in Nederland. Geen enkele komiek deed het hem ooit voor, terwijl Vlaanderen wel stormliep voor Toon Hermans, Wim Sonneveld, Johnny Jordaan, Johnny & Rijk, André van Duin, Rob de Nijs en zo veel anderen. Haast alle Vlaamse schrijvers zijn bekend geworden dankzij Nederlandse uitgevers, terwijl er geen voorbeelden zijn van het omgekeerde.
Hoe komt dat toch? Heeft het te maken met onze honkvastere volksaard? Zijn we onvoldoende gemotiveerd om ons aan de Nederlandse gewoonten en gebruiken aan te passen?
De Belgisch-Nederlandse adviesgroep van BDO heeft een witboek samengesteld over de boekhoudkundige, fiscale, juridische en sociaalrechtelijke aspecten die duiding geven bij de verschillen tussen Noord en Zuid. Het is een verhelderend rapport waarin de tegenstellingen duidelijk tegen het licht gehouden worden. In hoofdstukken die gaan over de jaarrekening, de boekhouding, het juridische aspect, het fiscale aspect, de btw, het speciale belastingregime en de inkomstenbelastingen voor zelfstandigen. Het wordt telkens zeer duidelijk geformuleerd, links zoals het in België van toepassing is en rechts zoals het in Nederland verplicht is.
Veel van de wettelijke regels zijn gelijklopend, maar een belangrijk deel is toch wel erg verschillend. Vaak gaat het om een nauwelijks andere formulering, soms zijn de verschillen essentieel zoals het bestaan van een raad van commissarissen, de omvang van de vennootschapsbelasting, de aftrekbeperkingen voor renten, de thin capitalisation-maatregelen, het algemeen belastingstelsel enzovoort. Het rapport van BDO kunt u downloaden via hun website.
De Belgisch-Nederlandse Vereniging liet ook een onderzoek uitvoeren onder leiding van professoren van het Instituut Clingendael en de universiteiten van Leuven, Leiden, Utrecht, Brussel en Louvain-la-Neuve. Daarbij ging het om de mentaliteitsverschillen en de verschillen in appreciatie tussen Noord en Zuid. Zo werd bijvoorbeeld aan 2.389 Nederlanders gevraagd waar zij denken de meeste kansen te krijgen om te leven zoals ze willen. Ze mochten Nederland zelf niet noemen. In 1994 zei nog 24 procent van de ondervraagden dat dat België was, in 1996 was dat nog 20 procent. In beide gevallen de hoogste scores in vergelijking met andere landen.
De enquête kwam tot volgende conclusies voor wat onze kennis van elkaar betreft: alleen een meerderheid van de Nederlandstalige Belgische ondervraagden 'slaagt' op de toets van de kennis van het andere land (Nederland): 64 procent heeft 4 of meer van de 7 vragen correct beantwoord. Het slechtst scoren de Franstalige Belgische deelnemers, want maar 26 procent weet het correcte antwoord op tenminste 4 van de 7 vragen over Nederland. De Nederlandse deelnemers halen met 42 procent een correct antwoord op ten minste 4 van de 7 vragen over België.
Nederland is een land van welomlijnde, weinig tot de verbeelding sprekende regeltjes waarvan niet –of zelden – wordt afgeweken. Toepassingen zijn van tabellen af te lezen, zoals de tarieven in winkels of bij handelszaken. Er is nauwelijks ruimte voor onderhandeling, behalve als de volumes bijzonder groot worden. Maar ook dat staat netjes in een tabel voorgeschreven. In Vlaanderen ligt dat anders. Vlaanderen lijkt wel de uitvinder van het compromismodel. In Vlaanderen doet men alles om de klant ter wille te zijn, om zo snel mogelijk tot een vergelijk en akkoord te komen. Als dat financiële toegevingen meebrengt, dan is dat zo. Het hebben van de klant is belangrijk en … beide partijen moeten gelukkig zijn. Het geluk van beide partijen nastreven, leeft in Vlaanderen sterker dan in Nederland.
Een van mijn leermeesters in de journalistiek waarschuwde mij in het begin van mijn carrière met: "Bij het maken van een overeenkomst is er altijd een winnaar en een verliezer. Zorg altijd dat jij niet de verliezer bent. Zeker als je met Hollanders rond de tafel zit!"
Vlamingen hebben makkelijk het gevoel dat ze door Nederlanders worden overdonderd. Onder andere door de ongelimiteerde grootspraak van onze noorderburen. Transportpsycholoog Alex Van Breedam maant Vlamingen al jaren aan om minder bescheiden te zijn en een voorbeeld te nemen aan de Nederlanders. "Hollanders pronken met wat ze gaan doen en Vlamingen zwijgen over wat ze hebben", is zijn analyse.
Het klinkt overigens vreemd dat net een Antwerpenaar tot die vaststelling komt. Sinjoren zijn nu niet meteen de meest bescheiden inwoners van welvaartland Vlaanderen. Antwerpen heeft in de zestiende eeuw Nederland aanvullende ondernemingsgeest bijgebracht na de vlucht van de diamant- en andere handelaars naar het Noorden – vanwege de godsdienstoorlog die tot de beeldenstorm leidde.
Vlamingen in het algemeen en Antwerpenaars in het bijzonder staan sindsdien erg argwanend tegenover Nederlanders. In Antwerpen heerst het – nogal plastische – gezegde: "Als een Hollander je nog niet gekloot heeft, dan is hij het vergeten!" Argwaan uit vrees voor de arrogantie en hoogmoed van de zich beter wanende Hollanders, is nog lang niet verdwenen.
Wat is fundamenteel het grote verschil tussen Nederlanders en Belgen of Vlamingen? Over de taalverschillen wil ik het graag een volgende keer hebben, maar het grote verschil heeft, naar mijn mening, te maken met ambitie. De ambitie van een Nederlander is de wereld veroveren, over alles zijn zeg kunnen hebben. Is het hoogmoed, is het dadendrang? De ambitie van de Belg – en de Vlaming in het bijzonder – is iets bourgondischer: genieten van het leven. In bedrijfstermen heet dat: less is more. Voor mij is het grote verschil dan ook: een Nederlander maakt een plan, een Belg trekt zijn plan. En daarmee is misschien niet alles maar toch heel veel gezegd.
Herman Boel is freelancevertaler en auteur. Op zijn taalblog De taalfluisteraar laat hij zijn licht schijnen op actuele gebeurtenissen rond taal. Hier vertelt hij hoe hij zijn plaats in het taallandschap vond.
Het was op het einde van de vorige eeuw en begin deze eeuw geen pretje om als Vlaming door de Nederlandse taal te wandelen. Een groot deel van de woorden en uitdrukkingen die je gebruikte, stond niet in Van Dale, en diegene die er wel in stonden kregen steevast een label mee dat heimelijk op een inferieure woordenschat wees.
De taaladviseur van de openbare omroep verbood met aandrang elke hint naar een Vlaams woord of Vlaamse uitdrukking. "Zeg niet 'plezant', maar 'leuk'", werd de nieuwslezers en andere presentatoren opgelegd.
Naast dat alles waren er het koningshuis en de Franstaligen die elke gelegenheid te baat namen om hun minachting over ons boerentaaltje te kennen te geven. Tegelijkertijd wonnen Vlamingen keer op keer taalspelletjes op televisie.
Van al die dingen samen zou een mens vanzelf taalparticularist worden, iemand die er rotsvast van overtuigd is dat het Vlaams een afzonderlijke taal is en zich beter het juk van het Nederlands afwerpt. Zo iemand was ik, en die overtuiging werd nog extra gevoed door een flinke portie politiek nationalisme, waarbij ook de regio Vlaanderen maar beter als een onafhankelijke staat werd gezien, want als die Franstaligen niet van onze taal willen weten, dan hoeven ze de rest toch ook niet? Alle argumenten voor het tegendeel vielen op een kale rots.
Maar tijden en mensen veranderen en ik ben lang niet meer die taalparticularist van weleer (en ik heb ook dat nationalisme van me afgezet). Ik zie het Nederlands nu als één grote mooie taal die uit enkele varianten bestaat. Maar die verandering kwam er niet zomaar …
Om een of andere reden – misschien waren ze de aanhoudend schampere opmerkingen uit
Vlaanderen beu – draaide Van Dale het stuur om. Voortaan zouden de Nederlandse woorden die niet in het hele taalgebied worden gebruikt – en dat zijn er nogal wat – een regionaal label krijgen. Een eerste aanzet is al gebeurd, maar er vallen nog heel wat woorden te behandelen. Zo vind je bij 'magnetron' nog altijd geen label, maar in Vlaanderen (en overigens ook de rest van Europa) hebben we het over een 'microgolf(oven)'.
Ook de taalraadsman van de VRT heeft zijn standpunt gekeerd. Voortaan mogen de nieuwslezers algemeen Belgisch-Nederlands of Vlaams spreken, op voorwaarde dat het geen dialect is. Een heuse revolutie bij de openbare omroep! Er zijn ook steeds meer Nederlanders, al is hun aantal nog beperkt, die het nut ervan inzien om ook de typisch Vlaamse woorden en uitdrukkingen te kennen en te gebruiken. Er komt zowaar respect en erkenning van over de staatsgrens!
En de Franstaligen? Ondanks het feit dat verschillende nationale boegbeelden geen woord Nederlands kennen en het beeld in stand houden dat Franstaligen geen interesse hebben voor de taal van de grote meerderheid van het land of er te dom voor zijn, is er ook een tegenbeweging. Er zijn steeds meer immersiescholen in Wallonië waar het Nederlands een grote rol speelt. Er zijn zowaar stilaan mensen – zeker in Wallonië, maar veel minder in Brussel – die het belang van de kennis van de grootste landstaal erkennen en die kennis proberen te bevorderen.
Het Nederlands heeft er als taal, maar ook economisch dan ook alle belang bij om één groot geheel te blijven. Meer nog, Nederland heeft Vlaanderen heel erg nodig, vooral in de strijd tegen de steeds grotere overheersing van het Engels. In de randstad lijkt het een verloren battle, maar in Vlaanderen is de weerzin nog groot. Alleen samen kunnen we het Nederlands de rijke taal laten zijn die ze is, zonder onnodige Engelse woorden te moeten importeren.
Jammer genoeg zijn er nog steeds mensen in zowel Vlaanderen als Nederland die het Nederlands in Vlaanderen minachten en bijgevolg de taal liever arm dan rijk zien. Toch zijn beide taalvarianten uiterst rijk en blinken ze uit in bijwijlen geniale uitdrukkingen die onze taal o zo mooi maken (en waar geen enkele machinevertaling mee overweg kan). In het Vlaams tonen we met onze (volledig correcte en vaak ten onrechte afgebroken) 'ge' en 'gij' en bijbehorende verbuigingen en vervoegingen dat de oude grammaticale Nederlandse vormen nog lang niet uitgestorven zijn. Van taalkundige rijkdom gesproken!
Het is uiteraard onmogelijk om te voorspellen hoe het Nederlands zich de volgende decennia zal ontwikkelen. Maar in deze geglobaliseerde wereld is de krachten bundelen de beste garantie op een taalkundig en economisch sterk Nederlands, dat in deze wereld een rol van betekenis speelt. Als dat niet voldoende reden is om beide taalvarianten met heel veel liefde en erkenning te omarmen ...
Evert van Wijk is notoire België-Nederlandkenner en auteur van boeken zoals Waarom Belgen niet kunnen voetballen en Nederlanders nooit wereldkampioen worden en Valse vrienden. Daarnaast geeft hij al jarenlang media- en debattraining aan de hoogste echelons van de Wetstraat en het Binnenhof. Kortom, Evert van Wijk ként zijn Lage Landen. En vooral: ziet in welke mate ze van elkaar afwijken.
Evert verdeelt al jaren zijn tijd over de Lage Landen. Hij vond de liefde bij een West-Vlaamse vrouw en geeft geregeld trainingen aan Vlamingen én Nederlanders. De perfecte positie om beide 'soorten' en de aard van het beestje te onderzoeken. Evert noemt zichzelf dan ook een bont en blauwe ervaringsdeskundige.
"Dát Vlamingen en Nederlanders anders zijn, valt niet te ontkennen. Je ziet het al wanneer je vanuit België Nederland binnenrijdt. Vanuit de chaotische Vlaamse lappendeken rijd je plots een keurig dambord binnen. En zo gaat het er in de communicatie tussen Belgen en Nederlanders eigenlijk ook aan toe. Een Vlaming gebruikt heel wat omwegen voor hij tot zijn punt komt. Terwijl de Nederlander recht op doel afgaat – zonder dralen."
"Wanneer het op eetcultuur aankomt, merk ik trouwens een soortgelijke trend. Vlamingen leggen je graag in de watten: uitgebreid lunchen met alles erop en eraan. Nederlanders komen ’s middags vaak niet verder dan een broodje, kroket of kaassoufflé – want time is money."
"Door jarenlang over de vloer te komen in heel wat Benelux-bedrijven, ben ik er trouwens van overtuigd dat veel multinationals zich niet bewust zijn van de oceaan aan verschillen tussen Belgen en Nederlanders. Buitenstaanders hebben de opvatting dat ze als buurlanden vast vergelijkbare culturen hebben. En fusioneren daarom vaak Belgische afdelingen met Hollandse."
"Terwijl ik vind dat Nederlanders een beter team vormen met werknemers uit het Hoge Noorden of Duitsland. En Belgen nauwer aansluiten bij de Franse en zuiderse bedrijfscultuur. Daarmee hou je dus maar beter rekening wanneer je zaken met hen doet. Toch vind ik het heel waardevol om de twee met elkaar te verzoenen."
"Belgen vinden Nederlanders vaak opdringerig en té direct. Al zullen ze dat niet zeggen, bescheiden – bijna nederig – als ze zelf zijn. Nederlanders werpen zich dan weer op als de slimmere, snellere, grote broer. Maar zo maak je ook geen vrienden. Uit die twist haalde ik trouwens de mosterd voor mijn boek Valse vrienden."
"Hoe smeed je dan wél echte vriendschapsbanden? Onder andere door elkaars taal te – proberen – spreken. Op dat vlak vind ik wat Schrijf.be doet uitmuntend. Elk bedrijf binnen de Benelux zou met jullie moeten werken. Want wie een beetje heeft opgelet tijdens de lessen marketing, weet dat de eerste regel luidt: 'Spreek de taal van je doelgroep'. De juiste tone of voice is cruciaal. Zo toon je inzicht, begrip en respect voor de ander. Zonder jezelf anders voor te doen dan je bent, uiteraard."
"Je vermijdt bovendien cruciale misverstanden. Zo solliciteerde ik ooit bij een bedrijf in Antwerpen. Groot was mijn teleurstelling bij de brief: 'Beste, wij hebben uw sollicitatie weerhouden …' Ik schoof hem al bijna in de vuilnisbak, tot ik opmerkte dat ze me verderop vroegen wanneer ik langskwam voor een gesprek. Gelukkig griste mijn Vlaamse vrouw de brief uit mijn handen en klaarde zij de taalmist op: ik was net geselecteerd! Helaas kreeg ik de job uiteindelijk toch niet (lacht)."
Als Evert van Wijk één ding benadrukt in zijn trainingen en workshops rond cultuurverschillen, dan is het dit wel: "Neem de tijd om de wereld van de ander te leren kennen. Vroeger keken we vaker over het muurtje heen: we zapten al eens naar elkaars tv-zenders, lazen elkaars magazines en kranten, ... Vandaag is dat veel minder het geval. Maar alleen door bij te blijven met wat er leeft bij de buren, hou je die onderlinge band levendig. Of zoals de Amerikanen zeggen: to know is to like. Dat is de eerste stap voor een geslaagde samenwerking."
Taaljournalist en schrijver Gaston Dorren is gepassioneerd door taal en taalkunde. Zijn recentste boek heet Vakantie in eigen taal. In oktober 2017 verschijnt Lingua, de Nederlandstalige versie van zijn Engelstalige bestseller Lingo over de talen van Europa. Daarnaast schrijft hij geregeld voor Onze Taal en KIJK en geeft hij lezingen in het Nederlands, Engels of Duits.
Waarom koos Vlaanderen destijds voor Nederlands als officiële taal en niet voor Vlaams?
Gaston Dorren: "Het is eigenlijk altijd een kwestie van dominantie – en van pogingen om aan die dominantie te ontsnappen. In het negentiende-eeuwse België was het Frans natuurlijk de baas. Om voor hun taal een gelijkwaardige plek te bevechten, hadden de Vlamingen twee opties: een eigen standaard scheppen uit al die dialecten of zich aansluiten bij de norm van Nederland. Dat tweede was verreweg het kansrijkst – ook al omdat in de Franse taalcultuur alles draait om la norme, de standaardtaal. Op de Romaanse dialecten van Zuid-België werd net zo goed neergekeken!"
Volgen Canada en de VS de Britse standaardtaal gemakkelijker? Of gaan ook zij langzaamaan hun eigen weg?
"Ik zie het weer als een kwestie van dominantie. Toen Groot-Brittannië nog dominant was in de wereld, werd het Brits-Engels overal als de norm beschouwd, en de Amerikanen probeerden die in de schrijftaal ook te volgen. Naarmate de VS machtiger werden, politiek, economisch en cultureel, begonnen ze de norm op den duur zelfs te bepalen. Niet formeel, wel in de praktijk."
"Amerikaanse films, tv-series en muziek hebben het Amerikaanse Engels over de wereld verspreid. Ik meen dat het Canadese Engels ook geleidelijk minder Brits en meer Amerikaans wordt. Op veel Caraïbische eilanden is dat zeker zo: dat waren Britse koloniën, maar het werden in zekere zin Amerikaanse staten – de nummers 51 tot 60. Zonder stemrecht, natuurlijk."
Komen de Engelstalige verschillen ook tot uiting in de spelling?
"De Amerikaanse spelling is één keer lichtjes hervormd, door Noah Webster, begin negentiende eeuw. Het zal een poging van de Amerikanen zijn geweest om ook op taalgebied te laten zien dat ze gedekoloniseerd waren. Die verschillen stellen eigenlijk weinig voor – ik denk dat ze kleiner zijn dan de verschillen tussen het Nederlands van voor en na de spellingshervorming van 1995."
"Een veel groter verschil zit in de woordenschat van de Engelstalige landen. Ik schrijf op dit moment een boek in het Engels, en er leveren zowel Britten als Amerikanen commentaar op de teksten. Soms klaagt de ene groep dat ze iets niet begrijpen, soms de andere. Overigens vind ik dat ze het dan maar even moeten opzoeken. Wanneer ik Nederlands schrijf, gebruik ik trouwens soms ook ‘jullie’ woorden en uitdrukkingen: zonder verpinken, nood aan iets hebben, wegsteken, een ander paar mouwen. Gewoon bij wijze van repertoire-uitbreiding. Hoe meer Nederlands, hoe beter."
In tegenstelling tot Vlaanderen koos Noorwegen wél voor het eigen Noorse dialect dat eeuwenlang door het Deens was verdrongen. Liggen die talen niet meer uit elkaar dan Vlaams en Nederlands?
"Er zijn overeenkomsten tussen België en Noorwegen. Want ook dat maakte zich begin negentiende eeuw los van buurland Denemarken. Alleen sprak de Noorse elite de taal van datzelfde buurland, Deens dus. En Noors en Deens zijn nauw verwant, in tegenstelling tot Nederlands en Frans. Dat neemt niet weg dat ook Noorwegen een lange taalstrijd heeft gekend: tussen het Deens-Noors van de elite, Bokmål genoemd, en een nieuwe, kunstmatige standaard, Nieuwnoors, gebaseerd op de volkse dialecten. Opmerkelijk genoeg won de elitetaal in feite: het Nieuwnoors is inmiddels tamelijk marginaal. Misschien kunnen we daarin een aanwijzing zien dat het strategisch verstandig is geweest van de Vlaamse beweging om geen nieuwe standaard te scheppen, maar de bestaande standaard van Nederland te importeren."
De situatie van Zwitserland lijkt op die van België. Zwitserland koos als schrijftaal het Standaardduits, maar als spreektaal een soort Verkavelingszwitsers. En daarnaast heb je nog de Franstalige en Italiaanse Zwitsers. Gaat het land daar vlotter mee om dan België?
"Er zijn inderdaad overeenkomsten: een meertalig land waarin de Franstaligen zich conformeren aan la norme, maar waar de meerderheid, de Duitstaligen dus, zich in de taal van alledag niets gelegen laat liggen aan de grote buurman. Het merkwaardige is dat in het negentiende-eeuwse Zwitserland het officiële Hoogduits wel degelijk opgang maakte ten koste van de dialecten. Maar tijdens en na de beide wereldoorlogen wilden de Zwitsers benadrukken dat zij geen Duitsers waren, en dialect spreken was daartoe een probaat middel. Sindsdien zijn de dialecten een bron van trots. Wanneer Duitstalige Zwitsers uit verschillende streken met elkaar praten, gaan ze zo’n beetje tussen dialect en Hoogduits in zitten: een Zwitsersduitse tussentaal dus, die je met een knipoog naar Vlaanderen ook Verkavelingszwitsers zou kunnen noemen."
In Moldavië spreken ze Moldavisch, zonder echt verschil met het Roemeens in Roemenië. Klopt dat?
"De situatie is eigenlijk eenvoudig: de Moldaviërs spreken inderdaad gewoon Roemeens, afgezien van enkele minderheden. Ze noemen die taal Moldavisch, maar ze zeggen er wel bij dat die gelijk is aan Roemeens. Dat is dus alsof Vlaanderen zijn taal Vlaams zou noemen, maar er meteen aan toe zou voegen dat dat Nederlands is. Voor zover ik weet, hoor je geen verschil als je de grens tussen Roemenië en Moldavië oversteekt. Toch heet het volkslied van Moldavië Onze taal – waarmee ze dus
tevens de taal van hun buurland bedoelen. Verwarrend, nietwaar?"
Zijn er nog voorbeelden van landen die moesten kiezen? Zorgt dat bij hen voor
communicatieproblemen?
"Finland is ook een geval apart. Daar bestond ten tijde van de onafhankelijkheid een Zweedstalige elite, en daardoor heeft het Zweeds er van oudsher een sterke positie. Maar intussen is de Zweedse minderheid heel klein geworden, nog maar 5 procent, en vormt ze bovendien geen elite meer. Veel Finstaligen zijn die bijzondere positie van het Zweeds dan ook een beetje beu, maar het blijft een officiële landstaal. Een communicatieprobleem levert het niet direct op, want de Zweedse minderheid spreekt Fins als tweede taal en bijna de helft van de Finstaligen spreekt Zweeds. Al kost het schoolkinderen natuurlijk een hoop tijd."
Vindt u dat er veel taalverwarring is tussen Nederlanders en Vlamingen?
"In de schrijftaal niet, al moet ik af en toe wel eens een woord opzoeken. De verschillen zijn eerder plezant dan ambetant, om het zuidelijk uit te drukken. Wel is het zo dat Vlamingen voor mij als Nederlander moeilijker verstaanbaar worden naarmate ze zich verder van de standaard verwijderen. Ik heb geen enkel bezwaar tegen tussentaal, noch tegen dialect – ik spreek zelf Limburgs, ook met mijn Belgische neven en nichten. Maar als een Nederlander en een Vlaming met elkaar praten, is het wel handig als ze een beetje rekening houden met elkaar. Niet alleen in woordkeus trouwens – ik ben in mailtjes aan Vlamingen ook wat beleefder dan anders, en tutoyeer minder snel."
Wat is volgens u de beste situatie voor Nederland en Vlaanderen: één standaardtaal of twee
aparte talen?
"Mijn antwoord is braaf maar oprecht: één pluricentrische taal, net zoals het Engels, het Spaans en het Portugees dat zijn. Vlaanderen laat zich, terecht, niet meer leiden door de noordelijke norm, maar het lijkt me onzinnig om actief ons best te doen de taal in tweeën te hakken. De Serviërs en Kroaten hebben dat gedaan, maar kom, wij zijn toch sinds 1839 vreedzame buren? Waarom zouden we in ’s hemelsnaam in plaats van één middelgrote taal liever twee kleinere talen willen hebben? Met minder boeken, minder kranten, minder websites en meer provinciaalse bekrompenheid? Laten we toch van elkaar blijven houden."
Een vos verliest wel zijn haren, maar niet zijn streken. Stadsgenoot Mark Uytterhoeven schenkt koffie in een kopje van KV Mechelen en trakteert daarna op een mortiervuur van anekdotes en spitsvondig verwoorde inzichten. Precies zoals we van de tv-legende gewend zijn. Zijn visie op de taalverschillen tussen Belgen en Nederlanders? "We drijven verder en verder uit elkaar."
Wie al mocht opblijven tot na Het huis van wantrouwen (1991-1992), Morgen maandag (1993) of Alles kan beter (1997-1999), kent Mark Uytterhoeven als grappig en rad van tong. Een virtuoos die dienstdoet als orakel voor de associaties die ijlings een talige uitweg zoeken uit zijn bezige brein.
Terwijl hij dat mechanisme toelicht, illustreert hij het: "Ik ben geen knappe gast, nooit geweest, maar ik ben taalvaardig en snel. Ik ben sneller dan dat ik geestig ben, eigenlijk. Freek de Jonge heeft dat ook: die vuurt zoveel grappen af dat je er niet bij stil kunt staan. Dat gaat in een diarree: die snelheid maakt veel goed. Ik heb ze te danken aan mijn jaren Latijn en Grieks. Ik redeneer in woordgroepen. Ik denk daar niet over na, het gaat automatisch."
Vandaag staat Mark aan de andere kant van de klas. Hij doceert het vak ‘Spreken voor een publiek’ aan de mediastudenten van Thomas More in Mechelen. "De voorbije jaren eiste ik dat de studenten AN zouden spreken”, vertelt Mark. “Maar toen ik las over jullie actie rond Vlaams en Nederlands, gaf ik het op."
Oei, we hebben u toch niet ontmoedigd?
"Het zit zo: ik heb tot nu toe het achterhoedegevecht geleverd om mijn studenten Standaardnederlands te leren. Toen ik jullie mail kreeg, besefte ik dat dat ijdele hoop was. De kloof tussen wat ik tijdens mijn lessen hoor en een aanvaardbare standaardtaal, is te groot. En ik ben een man van uitersten: ofwel doe ik niets, ofwel werk ik heel hard en rij ik mezelf over de kop. Geen halve maatregelen dus. Ik veranderde het geweer van schouder."
In welke zin?
"Ik laat de studenten elke les naar voren komen. Als iemand me nu vraagt: ‘Moet ik AN spreken?’ Dan antwoord ik: ‘Nee, doe maar zoals je gewoon bent.’ Want het vreemde is: zeg ik ja? Dan concentreren ze zich zo sterk op die vreemde taal, dat de spontaniteit en de narratieve opbouw van hun betoog de mist in gaat. Dus heb ik het opgegeven en … hoor ik soms toch mooie dingen. Zoals die ene jongen die geestig improviseerde rond het onderwerp ‘zeemeermin’: ‘Het beste boek van Harry Mulisch vind ik Zeemeermin. Ik heb trouwens al haar werken gelezen, ook De atoombom op Kontich.’"
Wat stoort u aan de taal van de jongeren in uw les?
"Dat zinnen als 'Ebde gij een ongerke?' en holle Engelse leenwoorden zoals teasen, offensive en awkward stilaan aanvaardbaar worden. Daardoor zijn we nu aanbeland bij een zeer eigenaardige situatie: we weten niet eens meer hoe we die vreemde woorden correct vertalen in onze moedertaal. Als ik ernaar vraag, stuit ik op gestamel. Ik had mijn cursus daarom dit jaar graag genoemd: Short introduction richting de taal dat Vlaams noemt (lacht)."
In hoeverre houden de verschillen tussen Vlaams en Hollands u bezig?
(haalt het boekje Gluren bij de buren tevoorschijn) "Als ik een werkje als dit zie liggen, dan koop ik het meteen. Ik las het in één ruk uit tijdens een vlucht. Toch boeien de lexicale aspecten me minder. Droogkuis of stomerij? Ik vind dat eerder spielerei. Want woordverschillen laten zich snel oplossen."
"Ik vind het veel erger dat we elkaars grammaticale constructies niet meer verstaan. Wat mij intrigeert, is de publicatie van de Atlas van het Nederlands. Er bestaat een Vlaamse en een Nederlandse versie. Ik vroeg de uitgeverij (Lannoo, FD) naar de reden van die opsplitsing. ‘De verschillen in taal zijn te groot geworden’, klonk het. En inderdaad: het Vlaams en het Nederlands drijven uit elkaar.”
U spreekt uit ervaring?
"Een recente anekdote: ik was onlangs op bezoek bij Gert Steegmans (voormalig Belgisch wielrenner, FD). Theo Bos, de Nederlandse sprinter, was er ook. Samen met zijn vriendin, ook een Nederlandse. Op een bepaald moment zegt Gert, met zijn Limburgse accent: ‘Den Theo, die is echt wel rapper as mij.’ Waarop het meisje haar wenkbrauwen fronst. Dus vroeg ik haar:
Nog een voorbeeld: ik vlieg naar Taiwan met KLM. Een Nederlandse stewardess is in de weer met bagage. Om te helpen vraag ik:
"Ik was ook ooit getuige van een pijnlijk moment in de Antwerpse Metropolis (nu Kinepolis, FD). Kinderen ontmoetten er de Hollandse stemacteurs van een animatiefilm. Een klein meisje staat op en zegt (imiteert Brabants kinderstemmetje): ‘Dien enen met dienen haak aan zijnen arm, hoe noemt die?’ Ik zag de paniek in de ogen van de Nederlander. Hij had er niets van begrepen. Dus begon hij me daar algemeenheden uit te spuwen. Hij redde zich ternauwernood. ‘Ze bedoelde eigenlijk: hoe héét die’, vertelde ik de acteur nadien. De reactie was dezelfde als die bij Gert Steegmans thuis: ‘Ooooooh!’"
Wat leidt u daaruit af?
"Dat we gewoonweg geen idee hebben hoe groot de kloof wel is. Nederlanders begrijpen ons soms echt niet. Terwijl wij, Vlamingen, dan denken: rechtstaan, dat is toch duidelijk!?"
U werkte tien jaar lang bij de nieuwsdienst van de BRT, de publieke omroep die Vlamingen vanaf de jaren vijftig – toen nog als het NIR – mooi Nederlands probeerde bij te brengen. Is ze daarin geslaagd?
"Helaas hebben de germanisten van de BRT het niet gehaald. In tegenstelling tot in Nederland, hebben we in Vlaanderen geen eenheidstaal. Ik herinner me de straatinterviews uit die tijd. Je zag mensen tijdens de voxpops peentjes zweten om toch maar Algemeen Nederlands te spreken. Vandaag is de situatie anders. Journalisten krijgen vaak te horen: ‘Joah, wa moete gij weete?’ Dat schippert ergens tussen ontvoogding, wat niet slecht is, en arrogantie, die soms te ver gaat (met stoere stem): ‘Waarom moete welle klappe gellek die ‘Ollanders? Welle klappe toch gellek da welle wille, zeker? Wadisdana?’"
Keek u toen u klein was ook naar de Nederlandse televisie?
"Zeer zeker. We hadden toen geen Belgische spelprogramma’s, of hooguit één per week. Daarom stemden we vaak af op Nederland. Het contact met onze noorderburen was toen veel groter. Tot VTM kwam en we onze eigen rotzooi gingen maken."
"Op zondagavond keken we naar het feuilleton Floris, met een jonge Rutger Hauer. En vervolgens naar Studio sport, want Johan Cruijff wilden we niet missen. Ik herinner me de eerste keer dat een Nederlandse reporter zei: ‘Die is terug van weggeweest.’ Mijn vader vond dat fantastisch. Het was een vreemde, maar mooie constructie. De Nederlandse tv had echt wel invloed op ons."
Toch is die relatie intussen fel verwaterd.
"Het contact met Nederland viel weg toen VTM werd gelanceerd. Vanaf toen keken Belgen niet meer naar de Hollandse tv. Trouwens, Nederlanders lieten de Vlaamse tv ook links liggen. Weet je wat de enige manier was om nog 100.000 Nederlandse kijkers naar je zender te lokken? Een Hollywoodfilm programmeren. Ik maakte dan ook zeer bewust televisie voor de Vlaamse kijker – hij betaalde tenslotte (lacht). Had ik trouwens voor Alles kan beter geput uit Nederlandse tv-fragmenten? Dan had ons publiek me dat niet in dank afgenomen."
Ook met de taal op tv ging het achteruit, niet?
"Vooral onder impuls van VTM. Plots werden er zinnen op de woonkamer afgevuurd als: ‘Yvonneke, geefdons nog een Maeseke’. Voor mij was dat de doodsteek voor het Nederlands in Vlaanderen. Kijkers beschouwden de taal zoals ze die televisie spraken als de norm, dus namen ze ook de fouten mee over. Pas op: ook het noordelijke Nederlands is weggedreven. Er was ooit een Hollandse presentator, Dick Poons, die Nederlands sprak zoals de nieuwsankers van Het journaal nu. Dat leek nauwelijks op het Hollands dat je vandaag op tv hoort."
Als u de keuze had, zou u dan liever meer Algemeen Nederlands horen op de publieke en commerciële zenders?
"Daarvoor is het nu te laat. Men had het begin jaren negentig moeten volhouden. Bob Savenberg presenteerde het hitprogramma Ultratop op TV1, maar sprak echt geen Nederlands. Dat was de eerste presentator in zijn soort. Hij was natuurlijk de drummer van Clouseau: met die status doet je Nederlands er niet toe. Terwijl mijn status altijd volledig afhing van mijn Nederlands."
Over status gesproken: waren de Belgen echt altijd beter in 'Tien voor Taal', of leek dat maar zo?
"De Belgen wonnen inderdaad net iets vaker. Maar toen ik het programma presenteerde met Tineke Verburg (1995-1996, FD), was de strijd ook niet altijd eerlijk. De Nederlandse omroep stuurde weleens een team met drie omroepsters, terwijl de BRTN één omroepster en twee germanisten afvaardigde (lacht). Echt waar! De Nederlanders hadden maar één doel en dat was: goed overkomen op tv. En wij? Hoe we overkwamen op tv kon ons geen fluit schelen, maar wij zouden winnen tegen die Hollanders."
Herinnert u zich taalverwarring op de set?
"Ooit kwam het woord ‘dagdagelijks’ voorbij. De Vlaamse kant van de productie was ervan overtuigd dat dat je reinste Hollands was. Terwijl bleek dat de Nederlanders dat woord nog nooit hadden gehoord. We denken vaak in een reflex dat alles wat raar klinkt, Hollands is. Maar het woord stamt eigenlijk uit het Duits: tagtäglich. De stille krachten achter het programma, twee neerlandici, hadden met mij heel wat ander vlees in de kuip dan met voorganger Robert Long. Als germanist discussieerde ik over alles. Een van die mannen zei me ooit: ‘Jij bent verdomd goed op de hoogte, maar ik zal je één ding zeggen: jullie zijn echt fransozen, hoor (lacht uitbundig).’ Hij verwees naar de vele gallicismen in onze taal, zoals 'zich verwachten aan'. Nederlanders voelen die aan als vreemd, en wij niet – ons bomma praatte zo."
U was ook vaak getuige van die andere strijd tussen Belgen en Nederlanders: op de grasmat. Wat blijft u daarvan bij?
"Ik heb heel wat shows rond die wereldbeker- en EK-duels gepresenteerd. In 1994 speelden de Rode Duivels tegen Oranje in de VS. We reden naar Hilversum om een gezamenlijke Belgisch-Nederlandse uitzending te bespreken. Ik was helemaal pro toen we er binnenstapten, maar ketste het plan uiteindelijk af. De Nederlanders waren daarover echt niet te spreken: ‘Waarom nou toch?’ ‘De val van Antwerpen in 1585’, reageerde ik eerst, waarna ik eraan toevoegde: ‘In Vlaanderen zullen ze mij een verrader vinden. De kijkers zullen zeggen dat ik me door jullie heb laten doen.’"
Wat was er mis?
"De Nederlanders wilden dingen in de show stoppen die in Vlaanderen geen kat interesseren. Dan moet je op de rem gaan staan. Dus deed ik mijn eigen ding – al hadden we wel twee Nederlandse gasten in de studio: Gerard Cox en Willem van Hanegem. Je had hun gezicht moeten zien tijdens het gelegenheidsoptreden van Xavier De Baere (professioneel afscheidsnemer in 'Morgen maandag', een typetje van Lucas Van den Eynde, FD). Ze begrepen er de ballen van: niet wat er grappig aan was, niet wat hij zei, niet waarom. Terwijl de studio zowat ontplofte toen Lucas opkwam. Je voelde de kloof toen al. We keken niet meer naar elkaars programma’s."
Toch lijkt het een ongeschreven regel dat het leuk is om Belgen uit te nodigen in Nederlandse programma’s – en omgekeerd.
"Niet toevallig zijn bijna al onze voetbalanalisten Nederlanders: Johan Boskamp, Aad de Mos, Jan Mulder, … Want een analist is in wezen een sprekende columnist. Neemt die geen standpunt in? Dan blijft hij beter thuis. En een standpunt innemen, dat doen de Nederlanders. Vlamingen zijn altijd braver en willen niemand voor het hoofd stoten. Terwijl Boskamp zegt: ‘Die speler moet eruit.’ Daarom coach ik ook enkele Belgische ex-profs om gedecideerder te spreken. Mijn advies luidt vaak: praat luider en gooi eruit wat je denkt."
U herinnert u vast de Europacupfinale van 1988, die uw KV Mechelen won van Ajax Amsterdam?
"We wonnen nota bene dankzij de Nederlanders, want Piet den Boer scoorde het winnende doelpunt. En er stonden nog drie van zijn landgenoten in de kern met Aad de Mos als trainer. Je merkte de verschillen tussen Belgen en Nederlanders in de kleedkamer. Koen Sanders, de brave West-Vlaming uit Eernegem, huilde in de kleedkamer. Omdat hij door zijn Nederlandse ploegmaats verbaal werd aangepakt. Hun redenering was: ‘We zeggen alleen maar wat er aan de hand is: het was gewoon een slechte pas. Kom joh.’ Sanders was die directheid niet gewoon."
"Ook opvallend: in een andere KV-wedstrijd kreeg de Israëlische speler Eli Ohana geel en Joachim Benfeld verdedigde hem bij de scheidsrechter. Ik was nadien in de kleedkamer en zei: ‘Dat vond ik een schoon moment: onzen Duits die het opneemt voor onze Jood.’ De Vlaamse spelers lagen in een deuk, de Nederlanders protesteerden: ‘Mark, dat zég je toch niet!’"
Je verleende enkele keren je stem voor Vlaamse versies van internationale animatiefilms, zoals Finding Nemo. Hoe zag je dat evolueren?
"In het begin had je alleen maar Hollandse versies van Disney-films. In The Lion King spraken alleen de twee sympathieke figuurtjes (Timon en Pumbaa, FD) Vlaams. En toen kwam Toy Story, naar mijn weten de eerste Amerikaanse animatiefilm met een volledig Vlaamse versie. Toch klonken de stemmen in mijn oren nog als BRT-Vlaams. Ondertussen komt het Belgische accent in nasynchronisaties veel beter tot zijn recht. Luister maar naar Adriaan Van den Hoof als Garfield."
De kloof is er dus?
"De kloof is er en ik verwacht dat ze zich voortzet in andere domeinen. Zo betalen we in Vlaanderen over tien jaar meer voor een vertaling van García Márquez dan in Nederland. Logisch, we zijn maar met zes miljoen. Jullie vonden bij Schrijf.be een gat in de markt, volgens mij. Precies op tijd!"
De Gevestigde Republiek der Vereenigde Nederlanden siert onze kantoormuren. Wel, toch de beduimelde tachtig jaar oude schoolkaart ervan. Die is van Nederlands fabricaat. En dat merk je aan het schrille contrast tussen de gedetailleerde Zeven Verenigde Nederlanden en de roze-oranje blubber die de Zuidelijke Nederlanden weergeeft.
In 1648 maakt de Vrede van Münster eindelijk een eind aan tachtig jaar oorlog tussen Spanje en de Zeven Provinciën.
Het verdrag splitst de Nederlanden definitief op bij de frontlinie. Precies zoals dat drie eeuwen later zou gebeuren in Korea. De Republiek wordt een soeverein land. En wat overblijft – nu België – blijft tot in 1830 bezet door, en bezit van, vreemde mogendheden.
De teerling is geworpen: Vlaanderen strompelt verpauperd voort, terwijl de Noordelijke Nederlanden zich laven aan hun Gouden Eeuw. Die is voor een groot deel het gevolg van de vluchtelingenstroom vanuit het Zuiden. Iedereen die over geld, vaardigheden of intellect bezit, vlucht van bij de start van de Tachtigjarige Oorlog in 1568 naar het Noorden. Zeker de protestanten, die de rooms-katholieke hertog van Alva een kopje kleiner maakt na de Beeldenstorm van 1566.
De doodsteek voor de zuidelijke calvinisten is de val van Antwerpen in 1585: in blinde paniek vluchten handelaars, ambachtslieden en geleerden uit de zuidelijke steden naar de noordelijke. Zo pakt maar liefst twee derde van de Mechelaars de biezen! Het effect? Twee derde van de Leidenaars is van Zuid-Nederlandse afkomst, in Middelburg en Rotterdam zowat de helft, in Amsterdam een derde …
Die Zuid-Nederlandse immigranten stuwen Nederland de Gouden Eeuw in – al is de cultuurclash groot, net als de taalverwarring. Vraag maar aan de ‘Spaanschen Brabander’ van Bredero!
Elsevier, Vondel, Frans Hals? Inwijkelingen! Het beurs- en handelsverkeer van Amsterdam? Grotendeels Antwerps erfgoed.
De indrukwekkende opsomming van Zuid-Nederlandse influencers vindt u in Neerlandia.
Het economische en culturele zwaartepunt verschuift dus naar het Noorden. En het ooit zo machtige Vlaanderen en Brabant verdwijnen van het wereldtoneel. Het wordt … ‘roze blubber’ op mijn schoolkaart. Niet het minst omdat de Republiek de Scheldemonding meer dan twee eeuwen afsluit voor het Zuiden, dat kreunt onder de plunderende legers die over het land golven.
Vraagt een Nederlander mij dus waarom Vlamingen zo weinig handelsvaardig zijn? Dan luidt mijn antwoord: omdat jij die kwaliteiten van ons hebt gekregen. Há!
Niet alleen de Zuidelijke Nederlanden zien de opgang van de Republiek met lede ogen aan. Dat doet ook het zuiden van ‘Nederland’: Staats-Vlaanderen, Staats-Limburg en Staats-Brabant. Die sloten zich niet vrijwillig bij de Republiek aan en dat breekt ze nu zuur op.
Het worden Generaliteitslanden: tweederangsgewesten van de Staten-Generaal zonder stemrecht, wingewesten tot meerdere eer en glorie van de Republiek. Koloniën dicht bij huis dus, en een bufferzone met de Spaanse (later Oostenrijkse) Nederlanden. Ook geen benijdenswaardige positie, daar onder de Maas!
Het ‘Landschap Drente’ deelt in die klappen: het werkte maar mondjesmaat mee in de Tachtigjarige Oorlog, zodat het niet de achtste provincie wordt, maar ook een wingewest.
Zo levert de vrede van Münster in 1648 verliezers aan beide kanten op … En legt ze kiem voor de haat-liefdeverhouding tussen beneden en boven de grote rivieren in Nederland, tussen achtergebleven Vlamingen en voortgestuwde Nederlanders.
En tussen Vlamingen die dom bleven en Nederlanders die slim werden. Al is dat evenwicht inmiddels meer dan hersteld. Vind ik
Taaljournalist en schrijver Gaston Dorren is gepassioneerd door taal en taalkunde. Zijn recentste boek heet Vakantie in eigen taal. In oktober 2017 verschijnt Lingua, de Nederlandstalige versie van zijn Engelstalige bestseller Lingo over de talen van Europa. Daarnaast schrijft hij geregeld voor Onze Taal en KIJK en geeft hij lezingen in het Nederlands, Engels of Duits.
Het is niet moeilijk om betere namen voor onze taal te bedenken dan ‘Nederlands’. Ik noem ‘Laaglands’. Ik noem ‘Diets’.
Of deze, die voor honderdduizenden Nederlanders en Vlamingen al vertrouwd is: ‘Felemenks’. In het Turks zegt men namelijk al eeuwen Felemenkçe, en ik heb dat tot ‘Felemenks’ vernederlandst. Verlaaglandst, verdietst – verfelemenkst dus.
Dat het tijd is voor een nieuwe naam lijkt me duidelijk, want nu is het chaos. Ga maar na. Staat een ‘Nederlandse school’ in Nederland of wordt er Nederlands gesproken? Is Tom Lanoye een Nederlandse schrijver? Zo niet, waarom behoort hij dan tot de Nederlandse literatuur?
Bovendien, de naam ‘Nederlands’ lijkt Nederland tot taalbaas te verheffen en Vlaanderen te verlagen tot een soort kolonie met napratende inlanders. In feite heeft onze taal gewoon twee smaken. De ene heet Belgisch-Nederlands, of Vlaams. Maar de andere … Daar: nog een reden voor een nieuwe naam, want ‘Nederlands-Nederlands’ is natuurlijk een onding. Deskundigen zeggen dat zonder verpinken, maar de gemiddelde spreker denkt: hé, daar stottert iemand.
De Franstaligen zien het hele probleem niet. Frankrijk dicteert hoe het hoort. Québec, Wallonië, Afrika en andere marginale gewesten luisteren en volgen (op papier althans). De francofonie leeft nog in 1930. Geen wenkend perspectief.
Aan de overkant van de Noordzee heeft Engeland zichzelf staatkundig weggestoken in Groot-Brittannië en dat weer, als een matroesjka, in het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland. Het woord ‘Engels’ slaat dus in de eerste plaats op de taal, want het land heet anders.
Maar een Verenigd Koninkrijk van Nederland en Noord-België? Dat wordt het niet.
In de Spaanstalige wereld noemen veel mensen hun taal ‘Castiliaans’, naar Castilië, de streek rond Madrid die de taal het sterkst heeft bepaald. Moeten wij het Nederlands dan soms ‘Hollands’ gaan noemen? Ook daar zie ik de Vlamingen nog niet voor warmlopen.
Vandaar dat wij nood hebben aan een compleet andere naam. Zoals ‘Laaglands’, want dat sluit mooi aan bij ‘Lage Landen’. Maar het omvat eigenlijk ook Wallonië.
‘Diets’ is kort en fraai, heeft oude historische rechten en sluit ook nog eens mooi aan bij Dutch. Jammer dat extreemrechts er in de twintigste eeuw met zijn hoeven aan heeft gezeten. Toch maar niet dus.
Vandaar dat ‘Felemenks’. Dat is in het Turks al eeuwen de taal van Nederland en Vlaanderen samen (plus Suriname); de afzonderlijke varianten heten Holandaca (Nederlands) en Flamanca (Vlaams).
Een zot woord, het ‘Felemenks’? Valt wel mee. Zeg me eens na: Ik spreek Felemenks. Felemenkse literatuur. De Felemenkse Unie (voorheen: Nederlandse Taalunie). Je hoort het drie keer en je wilt niet meer anders.
Albert Oosterhof werkt als Nederlander in Vlaanderen en is gebeten door het Nederlands. Hij is docent binnen de opleidingen Journalistiek, Meertalige Communicatie en Toegepaste Taalkunde aan campus Antwerpen van de KU Leuven. Hij doet onderzoek, is lid van de taalgroep Nederlands en redactielid van het Vlaamse tijdschrift Over Taal.
U werkt als Nederlander in Vlaanderen. Hoe kwam u daar terecht?
"In 2000 ging ik op zoek naar een plek om als onderzoeker Nederlandse taalkunde aan de slag te gaan. Ik had gestudeerd in Groningen, maar aan de andere kant van het taalgebied werken, zag ik wel zitten. Dat mocht het zuiden van Nederland zijn, maar ook Vlaanderen. Al was ik daar toen zelfs nog nooit geweest! Nu werk ik er al zeventien jaar – en ik heb het me nooit beklaagd."
Woont u ook in Vlaanderen?
"Ik heb er tien jaar gewoond. Daarna verhuisde ik met mijn gezin naar een grensdorp in Zeeuws-Vlaanderen. Toch speelt ons leven zich af in Nederland én Vlaanderen. Het is niet uitzonderlijk voor ons om een paar keer per dag de grens over te steken."
Waarom trok u weg uit Vlaanderen?
"In Zeeuws-Vlaanderen vonden we de ruimte en de rust waarnaar we op zoek waren. Tegelijkertijd is Vlaanderen met al zijn voorzieningen ook in de buurt. De ideale combinatie, dus."
U doceert over cultuur, communicatie en de verschillen tussen Vlaanderen en Nederland. Uw passie?
"Ja, omdat ik woon op de 'taalgrens' én als Nederlander in Vlaanderen werk. Ik merkte ook dat er behoefte was aan die lesonderwerpen. Zo gaat dat vaak in het onderwijs: er is een vacature en vervolgens lees je je in om ze te kunnen invullen. Na verloop van tijd boeide het onderwerp me alsmaar meer."
Hoe hard verschillen Vlamingen van Nederlanders?
"Zelf vind ik dat die verschillen sterk worden overdreven. Na zeventien jaar zou ik eigenlijk zelfs niet een verschil kunnen noemen dat echt standhoudt na verloop van tijd. De literatuur beweert iets anders, natuurlijk. Het idee dat die contrasten zo groot zijn, is ook commercieel aantrekkelijk. Het is nu eenmaal een onderwerp waarover we lang kunnen praten en publiceren. En dus voer voor de media. Niet verwonderlijk: die hebben net als taak om de identiteit van Vlaanderen en Nederland extra aandacht te geven. En ze dragen bij aan onze profilering tegenover andere landen en culturen."
Gebruiken ze dan wel een verschillende taal?
"Qua taal is er binnen het Nederlands aanzienlijke variatie. Toch zijn er maar weinig contrasten die Nederlanders en Vlamingen in twee groepen verdelen. In Zeeuws-Vlaanderen, bijvoorbeeld, gebruiken Nederlanders tussentalige elementen zoals moesten in plaats van mochten. En zelf zeg ik soms ook noemen in plaats van heten, terwijl ik toch de Nederlandse nationaliteit heb. In een onderwijscontext zou ik dat niet doen, maar hetzelfde geldt voor Vlamingen. Vooral de media en het onderwijs creëren het idee dat er een afgelijnde Nederlandse en een Vlaamse versie bestaat van het Nederlands. De werkelijkheid is veel complexer."
"Zo ontvingen we bij het tijdschrift Over Taal eens een artikel waarin een auteur het had over 'een tas koffie'. En toch was dat een journalist uit Nederland. Vervolgens protesteerde mijn Vlaamse collega tegen dat woord in die context. Het was de Nederlander die het had over een tas koffie en de Vlaming die dat afkeurde – de omgekeerde wereld! De verschillen zijn dus niet zo duidelijk af te lijnen."
Zijn er nog verschillen die in werkelijkheid niet zo eenduidig zijn?
"Soms lees je dat Vlamingen correct taalgebruik belangrijker vinden dan Nederlanders. Maar vergelijk ik officiële brieven met elkaar? Dan vind ik daarvan niet veel terug. Wel is het zo dat Nederlanders meer dt-fouten maken. Mijn globale indruk? Dat er in beide delen van het taalgebied evenveel aandacht gaat naar verzorgd taalgebruik. Alleen focussen Vlamingen zich meer op dt-fouten, en richten Nederlanders zich minder op één soort. Er zijn dus accentverschillen, maar de vraag is of we die uitvergroten. Want bekijken we alles in internationaal perspectief? Dan vallen de contrasten tussen Vlaanderen en Nederland haast in het niets."
Begrijpen Nederlanders en Vlamingen elkaar dan altijd?
"Nee. Zo vroeg een collega in Gent mij ooit eens: ‘Is het goed als jij de verhandelingen voorleest en ik er daarna een cijfer op geef?’ Ik zat vervolgens een week te wachten tot hij zou langskomen. Dan kon ik de verhandelingen hardop aan hem voorlezen. Ik ging ervan uit dat dat een Vlaamse gewoonte was – misschien was de correctie zo grondiger? Pas later bleek dat mijn collega bedoelde dat ik de verhandelingen eerst moest lezen. Daarna zou ik ze dan een algemene score geven, en hij eentje op twintig."
Verschillen Nederlanders en Vlamingen volgens u in de manier waarop ze zaken doen?
"Een Nederlander reageert doorgaans positief op een samenwerkingsvoorstel. En nee, het is dan niet nodig om de verschillen extra te benadrukken. Flauwe moppen over Heineken laat je dus beter
achterwege. Wees duidelijk over de inhoud van je voorstel, want je Nederlandse gesprekspartner wil weten wat het hem oplevert. Zelf verwacht hij van jou als Vlaming waarschijnlijk een voorkeur voor bourgondische maaltijden. Voor hem zal dat niet altijd nodig zijn."
Streeft u naar één gemeenschappelijke taal om alle verschillen uit te vlakken? Of juicht u die net toe?
"Mij lijkt het dat het Standaardnederlands al één gemeenschappelijke taal is, met daarbinnen tolerantie voor taalvariatie. Ik zie weinig voordelen in de neiging om verschillen te accentueren en te streven naar minder samenwerking."
Hoe hard verschillen Vlamingen en Nederlanders van elkaar volgens u?
"Mijn eigen dochters hebben een dubbele nationaliteit en zijn loyaal aan Nederland én België. Waren Vlamingen en Nederlanders echt zo anders? Dan hadden mijn kinderen vast een gespleten persoonlijkheid. En zelf ben ik ook loyaal aan beide landen en culturen. Ik denk dus echt niet in verschillen."
We moeten alles dus meer in perspectief zien?
"Jazeker. Nederland en Vlaanderen zijn maar kleine gebieden. En de contrasten tussen de twee zijn niet groter dan die intern in Vlaanderen of Nederland. Meer zelfs: vergelijk je een Staphorster (inwoner van calvinistisch dorp in het noorden van Nederland, SH) met een Maastrichtenaar? Dan verschillen die misschien wel meer van elkaar dan een Maastrichtenaar en een Riemstenaar."
Johan De Caluwe is docent Nederlandse taalkunde aan de Universiteit Gent. Op vraag van uitgeverij Lannoo werkte hij mee aan beide edities van de Atlas van de Nederlandse Taal (mei 2017), één voor Nederland en één voor Vlaanderen. Wij vergeleken die en legden hem het vuur aan de schenen: wat leiden we af uit de verschillen? Zijn we van elkaar aan het vervreemden of kunnen we nog door één deur?
"Van bij het begin was het idee om niet krampachtig te proberen in één boek de twee taalgebieden te dekken. Samen met de Vlaamse Fieke Van der Gucht ben ik gestart met de Vlaamse versie. Dat bleek goed te lopen en na enkele maanden hebben we de redactie uitgebreid met twee Nederlandse collega’s: Mathilde Jansen en Nicoline van der Sijs. Zij maakten op basis van ons 'prototype' de editie voor Nederland."
"Dat heeft ons veel miserie bespaard. Telkens als er moeilijke keuzes moesten worden gemaakt, konden we zeggen: 'Doe jullie ding maar'. Waardoor wij onze energie in kwaliteit konden steken, in plaats van in nutteloze discussies. En zo komt het dat zowel Nederlanders als Vlamingen het echt herkennen als een boek over hún taal."
De verschillen zijn best opvallend. Zo merk je al in de inhoudstabel dat titels van bepaalde hoofdstukken anders worden geformuleerd, zelfs als de inhoud gelijklopend is. Vanwaar die nuances?
"Dat hing af van wie de tekst bewerkte. We gingen grotendeels met min of meer dezelfde stof aan de slag. Meestal was het de Vlaamse auteur die de eerste teksten schreef en dan zette de Nederlandse collega die naar zijn hand. Die hield rekening met de gevoelswaarde van bepaalde woorden, die in Nederland en België soms anders ligt. Als onze Nederlandse collega’s zeiden: 'Nou, dat vinden wij niet zo’n leuke titel', dan maakten wij daar geen punt van. We vinden die verschillende opvattingen juist prettig, omdat je dan merkt: wat wij bedoelen, komt niet altijd zo over bij de andere taalgroep."
Wat vindt u zelf het grootste verschil qua stijl en taalgebruik? Schrijven Vlamingen en Nederlanders globaal gezien anders?
"In ons geval hangt dat meer af van het karakter van de individuele auteurs. Sommige Vlaamse collega’s stoppen graag grapjes in de teksten, maar het Nederlandse team schrapte er een aantal. Soms ook omdat ze dachten dat het Nederlandse publiek de woordspeling niet zou snappen. Ik hoorde wel al van lezers dat ze de Nederlandse versie wat droger vinden dan de Vlaamse. Maar ik durf geen uitspraken te doen over algemene verschillen qua stijl en woordgebruik."
In de Nederlandse editie schrijven jullie: Nederlands is in Nederland 'de onmiskenbare taal van de natie', terwijl in Vlaanderen Nederlands eeuwenlang in de schaduw van het Frans stond. Hoe merk je dat?
"De doorsnee-Vlaming koestert nog altijd wat wantrouwen tegenover woorden die er Frans uitzien. Daardoor heeft hij de neiging om aan hypercorrectie te doen. Bijvoorbeeld door 'punaise' te vervangen door 'duimspijker'. De Nederlanders hebben daarover een onbevangener houding. Zij gebruiken zonder probleem een woord als 'portee' in plaats van draagwijdte."
"Toch is het grootste verschil de angst voor verengelsing. Nederlanders liggen daar niet van wakker en zetten daarin snellere stappen – bijvoorbeeld in het hoger onderwijs, maar ook in commerciële communicatie. Je merkt dat aan het gemak waarmee Nederlanders overschakelen op het Engels, of Engelse woorden gebruiken. Vlamingen hebben nog meer het gevoel van: zeg, we hebben zo lang voor dat Nederlands moeten vechten tegen het Frans, nu gaan we het ook niet prijsgeven aan het Engels. De Universiteit Gent is bijvoorbeeld pas in 1930 vernederlandst. Ze biedt dus nog niet eens 100 jaar Nederlandstalig onderwijs aan. Daarom beslissen in België parlementaire commissies welk percentage van onze bachelor- en masteropleidingen in het Engels mag worden onderwezen. In Nederland is dat geen … issue."
Hoe komt het dat Nederlanders Franse woorden als ‘jus d’orange’ gebruiken? De Franse invloed was er toch veel minder groot?
"Vlamingen plooiden onder de dagelijkse beïnvloeding door het Frans. Zij die naar Brussel pendelen, voelen die concurrentie van het Frans trouwens nog altijd. Toch heb je in Nederland net zo goed de Franse invloed gehad, vooral op de burgerij. Zeker in de negentiende eeuw drukten de hogere kringen er zich vaak in het Frans uit."
"Frans was trouwens de cultuurtaal in heel Europa. Het stond dus goed om niet zomaar 'fruitsap' te drinken, maar wel ‘jus d’orange’. Dan toonde je dat je tot de hogere klasse behoorde. Al zal in een Rotterdamse kroeg heus niemand jus d’orange besteld hebben. Toch raakte dat soort woorden uiteindelijk wel algemeen verspreid."
En in Vlaanderen werden die woorden geweerd toen de taalgrens officieel werd vastgelegd, begin jaren zestig?
"Inderdaad. Er werd geredeneerd: als we dit woord nu ook nog uit het Frans overnemen, schiet er van ons Nederlands niets meer over. Het gevolg? Twijfel. Laat Vlamingen een brief schrijven en ze durven plots alledaagse woorden als paraplu of portemonnee niet meer te gebruiken. Dan duiken gemakkelijk die zogezegde vernederlandsingen als regenscherm en geldbeugel op."
U had het over de verengelsing in Nederland. Het valt me op dat er in de Nederlandse editie van de ‘Atlas’ een hoofdstuk staat over chat- en sms-taal, maar niet in de Vlaamse versie. Is dat bewust?
"Neen, het is als compensatie voor het uitgebreidere stuk over tussentaal in de Vlaamse versie. We hadden dat hoofdstuk over sms- en chattaal evengoed in de Vlaamse editie kunnen zetten. Voor een eventuele herwerking gaan we dat herbekijken, ook voor de andere thema’s die nu niet gemeenschappelijk zijn."
In de Vlaamse editie staan inderdaad twee hoofdstukken over tussentaal, in de Nederlandse dan weer een hoofdstuk over Poldernederlands. Zijn die twee fenomenen vergelijkbaar?
"Tussentaal is iets typisch Vlaams. Het Poldernederlands verschilt alleen in uitspraak licht van het Standaardnederlands. Een modale Vlaming zal niet horen wie Poldernederlands spreekt en wie de zogezegde standaardtaal. In Vlaanderen is de afstand van tussentaal tot standaardtaal wel heel groot. Zo gebruiken wij de gij-vorm en zeggen we 'ne schonen dag' in plaats van 'een mooie dag'. Ook opvallend is het dubbele gebruik van het woordje 'dat'. Als in 'ik weet niet waarom dat hij dat gedaan heeft'."
"Vlamingen blijven in de dagelijkse omgang op hun hoede voor de standaardtaal. Voorbeelden? Als je onder vrienden standaardtaal zou spreken, zou je al snel het imago krijgen verwaand of ambitieus te zijn. Ik denk nu aan mijn studenten: zij zitten nota bene in een talenrichting, maar ook voor hen is tussentaal de algemene omgangstaal. Net zoals dat op bijvoorbeeld recepties het geval is. Het is een interessant fenomeen, omdat de Vlaming die taal ook gebruikt om toch zijn achtergrond te laten doorschemeren. Je hoort aan iemands tussentaal overduidelijk of hij West-Vlaamse of Brabantse roots heeft. Terwijl hij voor iedere ander Vlaming verstaanbaar blijft. Het is ook de taal die je op tv hoort: in soaps, bij Jeroen Meus, … Het is zo Vlaams en zo herkenbaar dat we er extra aandacht aan hebben besteed."
Hoe gaat dat dan in Nederland? Spreken zij Standaardnederlands op een receptie?
"Nederlanders hebben een 'informele standaardtaal' omdat het Nederlands al eeuwenlang hun taal is. Dat hoor je als je in Nederland naar een receptie gaat, of dat nu in een klein dorp is of aan de universiteit. Er wordt een soort los, informeel Nederlands gesproken. Op wat lichte klankafwijkingen en woordjes na staat dat heel dicht bij de standaardtaal. In Vlaanderen bestaat dat niet. Probeer daar maar eens een grapje te maken in de standaardtaal. Lukt niet: Vlamingen schakelen meteen over op tussentaal."
Denkt u dat het Vlaams en het Nederlands uit elkaar drijven?
"We doen al ons eigen ding, maar er blijft eenheid in de verscheidenheid. Onze zinsbouw is soms een beetje anders, onze uitspraak is opvallend anders, maar het blijven varianten van het Nederlands. Ook qua woordenschat: het gaat om een paar duizend woorden die we anders of niet gebruiken. Ik maak me geen zorgen over het uit elkaar drijven. Ik vind het wel fijn dat er na al die jaren eindelijk erkend wordt dat er een Belgisch-Nederlands en een Nederlands-Nederlands bestaat. Zo ontdekken we van elkaar hoe we dingen anders zeggen. Al is er natuurlijk een verschil tussen schrijf- en spreektaal."
Hoezo?
"De divergentie – het uit elkaar groeien – gaat een stuk sneller in de spreektaal dan in de schrijftaal. Volgens onderzoek is dat trouwens vooral aan de Nederlanders toe te schrijven. Zij voerden de voorbije decennia allerlei veranderingen in de uitspraak door – Vlamingen niet. Daardoor staan Vlamingen en Nederlanders in hun spreektaal nu verder van elkaar af dan pakweg vijftig jaar geleden."
Hoe komt dat?
"Dat zijn sociologische processen. Neem nu de Gooise 'r' (spreek uit als een Amerikaanse 'r', CF): dat is een typisch Hollands verschijnsel dat Vlamingen absoluut niet overnemen. Maar in Nederland heeft het zo veel prestige dat miljoenen mensen die 'r' gebruiken. Daardoor komt de Vlaamse rollende ‘r’ nog verder af te staan van de Nederlandse variant."
Zijn Vlamingen conservatiever omdat ze zich willen lostrekken van die Franse invloed, zoals u eerder al aanhaalde?
"Zij zijn zeker conservatiever voor de uitspraak. Waarom? Omdat zij de standaardtaal, als ze die spreken, meestal in een formele context gebruiken. En dan hou je je aan de dingen zoals ze geschreven staan. Terwijl de Nederlanders … die tateren erop los (lacht). Ze letten minder op wat er staat. Vlamingen hebben toch iets meer gevoel voor autoriteit. Dat komt doordat ze zich lange tijd niet de meester van hun taal hebben gevoeld."
Is dat ook een sociocultureel verschil? De Nederlanders hebben tenslotte de reputatie iets directer in de omgang te zijn?
"Dat zou ik niet durven te zeggen. En er is de laatste jaren ook al veel veranderd. Dat merk je aan de assertiviteit waarmee de Vlamingen nu tussentaal gebruiken – op tv en onder elkaar. Die tussentaal werd een soort symbool voor het nieuwe Vlaamse zelfbewustzijn – een groot verschil met vroeger. Want in de jaren zestig en zeventig werd ook tussentaal gesproken, maar men beschouwde dat toen als onvolkomen Nederlands. Alsof iemand de standaardtaal probeerde te spreken, maar die nog niet volledig onder de knie had. Die perceptie is voorbij. Dat merk je heel erg bij de jongere generatie. Niemand zal zeggen: 'Ga jij vanavond mee naar de Gentse Feesten?' Nee, dat wordt: 'Gade gij mee?' Er is geen drang om dat nog te 'corrigeren'."
Zijn we met een inhaalbeweging bezig ten opzichte van de Nederlanders?
"Zeker. Ook wat de woordenschat betreft. Zo tekent het Instituut voor Nederlandse Lexicologie in Leiden op hoeveel nieuwe woorden er bijkomen. Vroeger leverde Nederland zowat 90 procent. Nu maken Vlamingen evengoed probleemloos nieuwe woorden. Sommigen vragen zich misschien nog af 'of dat wel mag', maar de nieuwe generatie heeft daar lak aan. Zij gebruikt die woorden gewoon."
U doceert zelf Nederlandse taalkunde aan de Universiteit Gent – vast ook aan studenten uit Nederland. Wat valt u op aan hun taalgebruik?
"Er zijn twee dingen die me opvallen. Het eerste is hun uitspraak van het Nederlands – het verschil met de Vlaming is enorm. Bij een mondeling examen moet ik er toch zowat een minuut aan wennen. Zeker als er voordien tien Vlamingen aan de beurt waren. Plots zit daar dan iemand voor je die de
zaken heel anders uitspreekt, met een ander intonatiepatroon. Dat zorgt vaak voor wat verwarring, ook bij de studenten."
"Iets anders, waarover Nederlanders dan weer verrast zijn, is dat bij de Vlaming nog het idee leeft dat er 'goed' en 'fout' Nederlands is. Dat is iets wat we meenamen uit de voorbije decennia: dingen die in Vlaanderen werden gezegd en in Nederland niet, moesten worden aangepast. Maar dat kentert. Men stapt af van het idee dat als een Vlaming een tekst schrijft, er zeker dertig fouten instaan. Die 'rodebalpenattitude' is stilaan verdwenen."
We begrijpen elkaar dus beter?
"Dat hangt af van de communicatievorm. In de literatuur zie je dat het tij al compleet is gekeerd. Vroeger lieten Vlaamse auteurs hun kopij nalezen door Nederlandse correctoren, om er de Vlaamse uitdrukkingen uit te halen. Dat is voorbij. Het is zelfs zo dat Vlaamse auteurs nu meer en meer koketteren met hun typisch Vlaamse taalgebruik. Nederlanders scheppen daarin plezier."
"Maar zodra je in het commerciële circuit zit, zoals jullie met Schrijf.be, is het dikwijls afwegen: kan dit woord of deze zinswending wel in Nederland? Of roept dat geen andere associaties op? Is de constructie niet te Vlaams? Dan moet je echt opletten. Dat jullie dus teksten vervlaamsen of verhollandsen, daar kan ik heel goed inkomen."
Hebt u tijdens uw research ontdekkingen gedaan over de gelijkenissen of verschillen tussen de twee landen die u echt zijn bijgebleven?
"Onze socioculturele referentiekaders verschillen enorm. Dat is echt heel opvallend. We hebben onze eigen radio- en tv-kanalen, mediafiguren, literatuur, komieken, ... Dat kleurt heel erg de manier waarop we over Vlaanderen en Nederland en het taalgebruik schrijven. Vlamingen kunnen als referentie probleemloos verwijzen naar Eddy Wally, Martine Tanghe of Astrid Bryan. Omdat die figuren in het Vlaamse collectieve geheugen zitten. Maar in Nederland kennen ze die niet: daar hebben ze een totaal andere set van relevante landgenoten. Het is wel prettig om in je boek met die twee kaders te kunnen spelen. En het is dus zeker zinvol geweest om twee atlassen uit te brengen."
Dit boek is een uitgave van Schrijf.be, toonaangevend tekstbureau van de Lage Landen.
Het is onze bijdrage tot de Week van het Nederlands 2017, georganiseerd door de Taalunie.
Verantwoordelijke uitgever: Wim Van Rompuy, Schrijf.be, Copy & content bvba
Willem Geetsstraat 9 in 2800 Mechelen. RPR Mechelen BE0848540558